KNMG wil ontmoediging jongensbesnijdenis doorzetten
ArrayJongensbesnijdenis is een schending van kinderrechten, zo meldt de KNMG in Trouw. Wereldwijd vindt er een omslag in denken plaats en wordt de ingreep steeds minder als normaal gezien. De KNMG roept politiek, verzekeraars, artsen en mensenrechtenorganisaties op hun verantwoordelijkheid te nemen en te helpen een eind te maken aan een pijnlijk en schadelijk ritueel.
Ruim een jaar geleden riep artsenfederatie KNMG in een standpunt op om jongensbesnijdenis te ontmoedigen. Dit werd gesteund door veel medisch-wetenschappelijke verenigingen. Kern van het standpunt: het zonder medische reden chirurgisch verwijderen van een deel van de geslachtsorganen van baby’s en jonge kinderen is een ernstige schending van de rechten van het kind. Deze onomkeerbare ingreep op wilsonbekwame kinderen vindt in Nederland zo’n 10-15.000 keer per jaar plaats, doorgaans om religieuze redenen en regelmatig zonder verdoving.
Veel mensen denken dat de chirurgische verwijdering van de voorhuid een risicoloze ingreep is. Dat is onjuist. Kort na de ingreep komen complicaties als bloedingen, infecties, plasbuisvernauwingen, een gat in de plasbuis, verlittekening en misvormingen regelmatig voor. Ook zijn amputaties en sterfgevallen gerapporteerd. Zonder verdoving leidt deze ingreep tot ernstige pijnreacties bij de baby. Op de lange termijn zijn psychologische en seksuele problemen beschreven.
Hoewel er goede redenen zijn voor een verbod, pleit de KNMG daar niet voor. De vrees is dat met een verbod de ingreep ondergronds zal gaan, en uitgevoerd gaat worden door niet-gekwalificeerde personen onder onhygienische omstandigheden. Daarmee zou het aantal complicaties sterk kunnen stijgen.
Het is niet realistisch te verwachten dat de praktijk van jongensbesnijdenis op korte termijn zal verdwijnen. In veel joodse en islamitische kringen is de ingreep dermate vanzelfsprekend dat men zich niet kan voorstellen de ingreep niet uit te voeren. De oplossing ligt eerder in een geleidelijke mentaliteitsverandering waarin jongensbesnijdenis steeds minder als ‘normaal’ wordt gezien.
Wereldwijd zijn de contouren van deze mentaliteitsverandering zichtbaar. Er is geen enkele artsenorganisatie die jongensbesnijdenis om medische redenen adviseert. In veel landen neemt het percentage besneden pasgeborenen sterk af. In Californie zijn voldoende handtekeningen verzameld voor een referendum over een verbod op het besnijden van minderjarigen. In diverse landen heeft de Kinderombudsman de ingreep veroordeeld. Zweden heeft een wet aangenomen die het onverdoofd besnijden van baby’s verbiedt.
Bron: KNMG
Deze toenemende afkeer van jongensbesnijdenis wordt veroorzaakt door secularisering en een groeiend aantal gemengde huwelijken, maar ook door steeds meer aandacht voor kinderrechten en voor de schadelijke gevolgen van jongensbesnijdenis op de korte en lange termijn.
Discussie in joodse en islamitische kring
Kritiek op de praktijk komt niet alleen van mensen voor wie de ingreep van geen betekenis is, maar ook binnen joodse en islamitische kringen ontstaat meer en meer discussie over de ingreep. Naarmate deze twijfels groeien zullen steeds meer ouders aan de keukentafel met elkaar het gesprek aangaan of zij hun pasgeboren zoon wel willen blootstellen aan de onnodige chirurgische verwijdering van de voorhuid. Uit de discussie over vrouwelijke genitale verminking weten we hoe belangrijk het is om bij ouders de twijfels te versterken, aan te wakkeren en hen te steunen in hun verzet tegen sociale, culturele en religieuze druk. Daarbij dragen verschillende actoren in de samenleving verschillende verantwoordelijkheden.
Actief ontmoedigen
Artsen (huisartsen, jeugdartsen, maar ook artsen die in besnijdeniscentra werkzaam zijn) en hun beroepsorganisaties dienen ouders actief te wijzen op de medische zinloosheid van de ingreep, de schadelijke gevolgen daarvan en hen te adviseren de ingreep uit te stellen tot het moment dat kinderen daarover zelf kunnen beslissen.
Verzekeringsmaatschappijen en hun koepelorganisaties zouden hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen en zich af moeten vragen of zij medisch zinloze operaties aan de geslachtsorganen van wilsonbekwame kinderen nog langer willen verzekeren in hun aanvullende pakketten.
Joodse en islamitische ouders die van de ingreep hebben afgezien behoren zich niet voor deze beslissing te schamen, maar die met trots en overtuiging uit te dragen. Hetzelfde geldt voor de jongens en mannen van wie de joodse of islamitische ouders hebben besloten hun geslachtsorgaan intact te laten.
De discussie over jongensbesnijdenis zal nooit meer verstommen, en het is inmiddels duidelijk dat deze discussie ook religieuze groeperingen zelf niet onberoerd laat. Bij religieuze leiders ligt daarom de uitdaging om, op straffe van vervreemding van hun eigen achterban, tijdig op zoek te gaan naar alternatieve overgangs- en initiatierites die geen irreversibele en schadelijke gevolgen hebben voor het kind.
Bij de regering, de Tweede Kamer en mensenrechtenorganisaties, zoals de Kinderombudsman, Pharos, Forum, de Johannes Wier Stichting en Amnesty International, ligt de verantwoordelijkheid om uit te spreken dat zij jongensbesnijdenis beschouwen als een schending van kinderrechten. Dergelijke uitspraken van gezaghebbende instanties kunnen een discussie losmaken binnen religieuze gemeenschappen en kunnen twijfelende ouders een belangrijke steun in de rug geven.
De KNMG roept al deze partijen op hun verantwoordelijkheid te nemen in de pogingen afscheid te nemen van een pijnlijk en schadelijk ritueel.
-
Veelgestelde vragen over het KNMG-standpunt Jongensbesnijdenis
Dit bericht staat vandaag als opiniestuk in Trouw, ondertekend door Gert van Dijk (ethicus KNMG), Lode Wigersma (directeur beleid KNMG) en Tom de Jong (hoofd afdeling kinderurologie van het Wilhelmina Kinderziekenhuis UMC Utrecht, en het Emma Kinderziekenhuis AMC Amsterdam)