Problemen geïsoleerde allochtone mantelzorgers vaak niet herkend
Array
“Als ik vertel dat ik de zorg niet meer aan kan, dan zal mijn familie mij niet goed vinden”, zegt een van de geïnterviewde mantelzorgers in het MOVISIE onderzoeksrapport. Alleen slechte vrouwen klagen. Het is een opvatting die geïsoleerde allochtone mantelzorgers belemmert bij het zoeken en aanvaarden van hulp. Dit onderzoek, onder leiding van Evelien Tonkens, schetst een vaak schrijnend beeld hoe deze mantelzorgers hun zorgsituatie zien. Ook geeft het onderzoek inzicht in hoe deze groep kan worden bereikt door de hulpverlening en welke hulp en interventies zinvol zijn om hun lasten te verlichten en hun isolement te doorbreken.
Het onderzoek maakt duidelijk dat allochtone spilzorgers niet uit zichzelf naar een Wmo-loket of een steunpunt mantelzorg gaan, als ze al weten dat dit bestaat. Toch geven de spilzorgers aan dat zij behoefte hebben aan zorg en hulp. Interviews met transferverpleegkundigen, huisartsen en allochtone mantelzorgconsulenten maken duidelijk dat reguliere instellingen deze groep nauwelijks weten te bereiken. Het probleem is vooral dat hulpverleners uitgaan van burgers die hun zorgvragen helder en op assertieve wijze kunnen formuleren. Hierdoor herkennen zij de problemen van allochtone spilzorgers niet of te laat.
Migrantenzelforganisaties kunnen uitkomst bieden, omdat zij beter bekend zijn met zorgopvattingen onder de achterban. Deze organisaties kunnen voorlichting geven over instanties en regelingen, zorgopvattingen bespreekbaar maken en mensen doorverwijzen naar reguliere zorg. Om te voorkomen dat deze zelforganisaties overvraagd worden en de ongeschoolde vrijwilligers gaten opvullen die professionele organisaties laten vallen, is het noodzakelijk dat het reguliere zorgaanbod aangepast wordt aan zorgvragen van geïsoleerde allochtone spilzorgers.
Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma Inzicht in sociale interventies, een onderdeel van het project Effectieve sociale interventies. Dit project valt onder het programma Beter in Meedoen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bron: ANP Perssupport