Centrale Raad van Beroep doet Baanbrekende Uitspraken met Verregaande Consequenties voor Gemeenten inzake PGB-tarieven en Sociale Netwerken
ArrayIn een markante ontwikkeling met brede implicaties voor gemeentelijk beleid heeft de Centrale Raad van Beroep op woensdag 16 augustus uitspraken gedaan inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet. De consequenties van deze uitspraken, die vooralsnog beperkt waren tot de gemeenten Etten-Leur en Gemert-Bakel, worden verwacht zich uit te strekken naar vrijwel alle gemeenten in Nederland.
De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hebben betrekking op de tarieven die gemeenten hanteren voor persoonsgebonden budgetten (PGB’s) in het kader van sociaal netwerkondersteuning. Deze tarieven, meestal vastgesteld op basis van het minimumloonniveau, zijn door de Raad als onverbindend verklaard in de betreffende gemeenten. Dit markeert een paradigmaverschuiving in het vormgeven van deze cruciale sociale voorzieningen.
De rechtbank heeft in haar uitspraken aangegeven dat voor PGB’s, bedoeld voor het inhuren van personen uit het sociaal netwerk, de tarieven dienen te worden vastgesteld aan de hand van striktere richtlijnen. Voor huishoudelijke hulp dient het uurloon gebaseerd te zijn op het hoogste periodieke loon conform de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), inclusief vakantietoeslag en de financiële tegenwaarde van verlofuren. Voor begeleiding geldt een vergelijkbare benadering, waarbij het uurloon gekoppeld wordt aan het hoogste periodieke loon volgens FWG 30 van de cao VVT, ook met inbegrip van vakantietoeslag en verlofuren.
Naast de tariefherzieningen heeft de Raad een belangrijk punt geparkeerd bij de Minister van Sociale Zaken. Hierbij gaat het om de implicaties van een eerdere uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2023:481) waarin het WW-verplichtingen betreft bij PGB-inhuur voor huishoudelijke hulp op minder dan 4 dagen per week. De reikwijdte van deze kwestie wordt dusdanig substantieel geacht dat de hoogste rechter heeft besloten dit over te laten aan de minister, vanwege de beperkingen in de rechtsvormende bevoegdheden van de rechter.
Met deze uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep een cruciale verandering teweeggebracht in het gemeentelijke beleidslandschap. Verordeningen die tot nu toe werden gehanteerd blijken in het licht van deze uitspraken onverbindend te zijn geworden. Dit dwingt gemeenten ertoe om hun verordeningen aan te passen om in overeenstemming te zijn met de nieuwe juridische lijn die is uitgestippeld door de hoogste rechter. Vooruitlopend op deze aanpassingen hebben gemeenten de mogelijkheid om reeds volgens de voorgestelde regels van de Raad te werken, wat een direct gevolg is van deze recente jurisprudentie.
Deze baanbrekende uitspraken zullen naar verwachting een diepgaande invloed uitoefenen op de wijze waarop gemeenten hun sociaal netwerkondersteuning en PGB-tarieven vormgeven en zullen ongetwijfeld een brede impact hebben op het Nederlandse sociale zorglandschap.
Uitleg uitspraak de Centrale Raad van Beroep: Raad oordeelt over pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning
Uitspraak: 16 augustus 2023
De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraak gedaan in een zaak waarbij de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb)-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning centraal stond. De Raad oordeelde dat het gehanteerde uurtarief niet toereikend was en dat het minimale pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk ten minste gelijk moest zijn aan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de geldende cao VVT, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren.
De zaak betrof een appellant die beperkingen ondervond door lichamelijke en psychische aandoeningen en aanspraak maakte op een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb. Het college van burgemeester en wethouders had echter een lager pgb-uurtarief toegekend dan wat de appellant betoogde dat nodig was voor toereikende huishoudelijke ondersteuning. De rechtbank had de beroepen van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.
De Raad benadrukte in zijn uitspraak dat het toereikende pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk minimaal gelijk moest zijn aan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), inclusief vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren. De Raad baseerde dit oordeel op de wetgeving, de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, en eerdere rechtspraak onder de vorige Wmo (oud).
De rechter concludeerde dat het gehanteerde uurtarief niet voldoende was om kwalitatief goede zorg te waarborgen en dat de betreffende bepalingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente onverbindend waren. Hierdoor moest het college een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak van de Raad.
De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van een reële prijs en kwaliteit van huishoudelijke ondersteuning, zowel via zorg in natura als via een pgb. Het cao-loon speelt een cruciale rol bij het bepalen van een toereikend pgb-uurtarief en zorgt ervoor dat personeel met de juiste kwalificaties en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet. De uitspraak heeft mogelijk bredere implicaties voor het vaststellen van pgb-tarieven in andere gevallen waarin huishoudelijke ondersteuning wordt ingekocht met een persoonsgebonden budget.
ECLI:NL:CRVB:2023:1394
Uitspraak delenInstantie
Centrale Raad van BeroepDatum uitspraak
16-08-2023Datum publicatie
17-08-2023Zaaknummer
21/4010 WMO15Rechtsgebieden
Bestuursrecht, SocialezekerheidsrechtBijzondere kenmerken
Hoger beroepInhoudsindicatie
De Raad oordeelt dat de hoogte van het pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk minimaal de hoogte moet hebben van het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
21/4010 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 oktober 2021, 20/10086 (aangevallen uitspraak)
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt
1 CRvB 25 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5446.
2Kamerstukken II 2008/09, 31 347, nr. 6, blz. 3-4.
3Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 163, Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 80 en Kamerstukken I 2013/14, 33 841, nr. G, blz. 88.
4Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 108, blz. 3.
5Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 57.
6 Stb. 2017, 55, blz. 3-4.
7 Stb. 2017, 55, blz. 7.