Kansenongelijkheid onderwijs vergroot door overlijden ouder
ArrayEen kind dat een ouder verliest in groep 7 of 8, heeft veel minder kans op deelname aan het hoger onderwijs dan kinderen die een ouder verliezen op de middelbare school. Dat blijkt uit onderzoek van econoom Coen van de Kraats. Hij onderzoekt de blijvende invloed van schokken tijdens de jeugd op uitkomsten in het volwassen leven.
Econoom Coen van de Kraats onderzocht de blijvende invloed van schokken tijdens de jeugd op uitkomsten in het volwassen leven. Hij concludeert dat een kind dat een ouder verliest in groep 7 of 8 veel minder kans heeft op deelname aan het hoger onderwijs dan kinderen die een ouder verliezen op de middelbare school.
Schokken tijdens de jeugd zijn van grote en blijvende invloed op uitkomsten in het volwassen leven. Van de Kraats onderzocht wat gevoelige periodes zijn voor een heftige schok die relatief veel kinderen treft: het vroegtijdig overlijden van een ouder. Zijn onderzoek laat zien dat het overlijden van een ouder een substantieel negatief effect heeft op onderwijsuitkomsten, maar dat dit sterk varieert met de leeftijd van het kind. Vooral op de leeftijd van tien tot twaalf jaar is dit effect sterk; de kans om naar het hoger onderwijs te gaan neemt met drie tot vier procentpunt af ten opzichte van kinderen die geen ouder verliezen (een afname van bijna 10 procent). Na de leeftijd van twaalf jaar nemen de leeftijdseffecten af. In de vroege volwassenheid heeft het overlijden van een ouder geen effect meer op deelname aan het hoger onderwijs.
Kansengelijkheid
Dit leeftijdspatroon biedt twee belangrijke inzichten over gevoelige periodes in de jeugd. Ten eerste toont het aan dat kinderen in de vroege adolescentie (tien tot twaalf jaar) bijzonder gevoelig kunnen zijn voor het overlijden van een ouder. Van de Kraats: “Met deze kennis kunnen beleidsmakers proberen om interventies die de nadelige gevolgen van een schok moeten verminderen, gerichter in te zetten.”
Ten tweede is het volgens Van de Kraats opvallend dat het leeftijdspatroon samenvalt met het Nederlandse onderwijssysteem van vroege selectie: de leeftijdseffecten zijn relatief groot voor kinderen die net voor de overstap naar het voortgezet onderwijs een ouder verliezen, en die worden daarna snel kleiner. Dit suggereert dat vroege selectie de langetermijngevolgen van een negatieve schok in de jeugd kan verergeren. “Als gevoelige periodes medebepaald worden door het huidige onderwijsbeleid, kan nieuw of aanvullend beleid ook de negatieve gevolgen van een schok verminderen. Het beperken van de gevolgen van een schok is ook relevant voor kansengelijkheid, want in Nederland verliezen kinderen uit gezinnen in het onderste inkomensdeciel twee keer zo vaak een ouder in de eerste tien jaar van het leven als kinderen uit het bovenste inkomensdeciel”, aldus Van de Kraats.