Resultaten stopzetting van ICS uit WISDOM post-hoc-subanalayse #ESCLDN2016
ArrayEenvoudige bloedtest in combinatie met exacerbatiegeschiedenis kan mogelijk helpen te bepalen wanneer ICS aan COPD-behandeling moet worden toegevoegd. De WISDOM post-hoc-subanalyse duidt erop dat het aantal mensen met COPD, die extra exacerbatierisicovoordeel heeft van ICS, kleiner kan zijn dan eerder vastgesteld1,2 Bij mensen met een combinatie van frequente exacerbaties en een verhoogde eosinofielenconcentratie (?400 cellen/µl) kan ICS extra vermindering van het exacerbatierisico opleveren bovenop de in WISDOM onderzochte longmedicatie|1,3. Deze gegevens kunnen een aanleiding zijn tot het klinisch inzicht dat slechts een minderheid van de mensen met COPD wellicht baat heeft bij ICS1,3
Eenvoudige bloedtest in combinatie met exacerbatiegeschiedenis kan mogelijk helpen te bepalen wanneer ICS aan COPD-behandeling moet worden toegevoegd
- Nieuwe WISDOM post-hoc-subanalyse duidt erop dat het aantal mensen met COPD dat extra exacerbatierisicovoordeel heeft van ICS kleiner kan zijn dan eerder vastgesteld1,2
- Bij mensen met een combinatie van frequente exacerbaties en een verhoogde eosinofielenconcentratie (?400 cellen/µl) kan ICS extra vermindering van het exacerbatierisico opleveren bovenop tiotropium en salmeterol1,3
- Deze gegevens kunnen een aanleiding zijn tot het klinisch inzicht dat slechts een minderheid van de mensen met COPD wellicht baat heeft bij ICS1,3
Boehringer Ingelheim heeft vandaag de resultaten van een nieuwe post-hoc-subanalyse van het WISDOM-onderzoek bekendgemaakt. Deze wijzen erop dat slechts 4 op de 100 COPD patiënten, degenen met een geschiedenis van frequente exacerbaties en daarbij een verhoogde eosinofielenconcentratie (?400 cellen/µl), baat kunnen hebben bij het toevoegen van inhalatiecorticosteroïden (ICS, fluticasonpropionaat 500 µg tweemaal daags) aan Spiriva® (tiotropium 18 ?g eenmaal daags) en een langwerkende bèta2-agonist (LABA, salmeterol 50 ?g tweemaal daags) met betrekking tot vermindering van het exacerbatierisico.1,3 Eosinofielen, een soort witte bloedcellen, worden beoordeeld als onderdeel van een standaard bloedtest.4 Deze nieuwe post-hoc-subanalyse werd vandaag gepresenteerd op het European Respiratory Society (ERS) International Congress 2016 in Londen.
ICS in COPD-onderhoudstherapie herzien
“Nieuwe resultaten uit het WISDOM-onderzoek geven aan dat het gebruik van ICS als onderdeel van een triple therapieregime bij een COPD-onderhoudsbehandeling de kans op een exacerbatie voor een kleiner aantal mensen vermindert dan eerst werd gedacht. Dit daagt ons uit onze ideeën over het juiste gebruik van ICS in COPD-onderhoudstherapie te herzien,” aldus onderzoeker professor Peter Calverley, professor Pumonale en Revalidatiegeneeskunde, Universiteit van Liverpool, GB. “Deze onderzoeksresultaten voegen belangrijke informatie toe aan een debat dat mogelijk verstrekkende gevolgen heeft voor de toekomstige behandeling van mensen met COPD.”
GOLD-behandeladviezen
Exacerbaties dragen in aanzienlijke mate bij aan de impact van COPD, leiden vaak tot opname in het ziekenhuis5 en kunnen het risico op overlijden vergroten.6 Het Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD), een samenwerkingsverband tussen de Wereldgezondheidsorganisatie en de Amerikaanse National Institutes of Health, adviseert het gebruik van ICS-bevattende therapie alleen bij mensen met COPD die een ernstige tot zeer ernstige longfunctiebeperking hebben en/of een verhoogd risico lopen op exacerbaties (GOLD C/D) of die een ziekenhuisopname hebben gehad7 – de patiëntenpopulatie die in WISDOM is onderzocht. ICS worden echter wijd en zijd gebruikt buiten de GOLD-behandeladviezen om in combinatie met bronchusverwijders, zoals tiotropium en LABA’s, bij de behandeling van COPD.8
Post-hoc-subanalyse
Deze nieuwe post-hoc-subanalyse duidt erop dat door het combineren van de exacerbatiegeschiedenis (twee of meer exacerbaties in de afgelopen twaalf maanden) met een verhoogde eosinofielenconcentratie in het bloed van ?400 cellen/µl, zorgverleners preciezer de COPD patiënten die met het toevoegen van een ICS (fluticasonpropionaat) aan tiotropium en een LABA (salmeterol) een verdere vermindering van het exacerbatierisico kunnen verkrijgen, kunnen identificeren.1,3
Eosinofielenconcentratie
Deze bevinding borduurt voort op een eerdere post-hoc-analyse van het WISDOM-onderzoek, waarin alleen de eosinofielenconcentratie in het bloed werd beoordeeld, hetgeen aangaf dat mensen met een eosinofielenconcentratie in het bloed van ?300 cellen/µl met ICS (fluticasonpropionaat) toegevoegd aan tiotropium en een LABA (salmeterol) een lager exacerbatierisico hadden.2
52 weken
In het 52 weken durende WISDOM-onderzoek (NCT00975195) werd het effect van het stopzetten van ICS (fluticasonpropionaat) bij behandeling met tiotropium en een LABA (salmeterol) beoordeeld bij ernstige tot zeer ernstige COPD patiënten met een exacerbatiegeschiedenis .9 De patiëntenpopulatie van het WISDOM-onderzoek vertegenwoordigt ongeveer 20 procent van de normale COPD-patiëntenpopulatie en slechts 4 procent van deze populatie10 had een geschiedenis van frequente exacerbaties (twee of meer exacerbaties in de afgelopen twaalf maanden) samen met een verhoogde eosinofielenconcentratie in het bloed van ?400 cellen/µl.1,3
“Boehringer Ingelheim zet zich in voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de optimale behandeling van mensen met COPD. Deze bevindingen dragen bij aan ons inzicht in de factoren die door zorgverleners in overweging dienen te worden genomen wanneer ze een beslissing nemen over een behandelregime voor mensen met COPD – met name over wanneer ze een ICS moeten toevoegen,” aldus Dr. William Mezzanotte, Vice President en Head of Respiratory Medicine bij Boehringer Ingelheim. “Bovendien onderstrepen deze bevindingen het belang van verder onderzoek en bespreking van dit onderwerp.”
Volledige stopzetting van ICS
In de WISDOM-onderzoekspopulatie werd volledige stopzetting van ICS (fluticasonpropionaat) in verband gebracht met een kleine afname in dal-FEV1.9 De eerdere post-hoc-analyse vertoonde geen relatie tussen eosinofielentelling in het bloed en verandering in longfunctie bij stopzetting van ICS (fluticasonpropionaat).2 De meest actuele post-hoc-subanalyse wees echter op een relevante afname van dal-FEV1 in de kleine subgroep van mensen met een hoge eosinofielentelling en frequente exacerbaties.11
COPD is een ernstige longziekte, die naar schatting wereldwijd bij 210 miljoen mensen voorkomt.12 Het totale aantal sterfgevallen door COPD zal naar verwachting in de komende 10 jaar met ruim 30 procent toenemen; de voorspelling is dat COPD in 2030 de op twee na belangrijkste doodsoorzaak zal zijn.13
Over COPD
Bij COPD-patiënten veroorzaakt een afnemende longfunctie kortademigheid waardoor ze in hun activiteiten worden belemmerd. Dit kan leiden tot een neerwaartse spiraal van verergering van de symptomen en nog verdere inactiviteit14, wat bijdraagt aan een verhoogd risico op invaliditeit14 en overlijden.15
Referenties
1 Calverley P, Tetzlaff K, Vogelmeier C, Fabbri LM, Magnussen H, Wouters EFM, et al. Evaluating blood eosinophils and exacerbation history to predict ICS response in COPD. Abstract presented at the ERS International Congress 2016, London, September 3 – 7, 2016.
2 Watz H, Tetzlaff K, Wouters EFM, Kirsten A, Magnussen H, Rodriguez- Roisin R, et al. Blood eosinophil count and exacerbations in severe chronic obstructive pulmonary disease after withdrawal of inhaled corticosteroids: a post-hoc analysis of the WISDOM trial. Lancet Respir Med. 2016;1-9.
3 Calverley P, Wouters EFM, Finnigan H, Tetzlaff K, Megnussen H, et al. Screening eosinophil counts and risk of exacerbations after inhaled corticosteroid withdrawal in severe COPD. Abstract presented at the ERS International Congress 2016, London, September 3 – 7, 2016.
4 Healthline. Eosinophil Count. 2016. Available from http://www.healthline.com/health/eosinophil-count- absolute#Overview1 (accessed August 2016).
5 Anzueto A. Impact of exacerbations on COPD. Eur Respir Rev. 2010; 19(116);113-118.
6 Gunen H, Hacievliyagil SS, Kosar F, Mutlu LC, Gulbas G, Pehlivan E, et al. Factors affecting survival of hospitalised patients with COPD. Eur Respir J. 2005;26(2);234-241.
7 Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD). Global Strategy for the Diagnosis, Management and Prevention of COPD. 2015. Available from http://www.goldcopd.org/ (accessed August 2016).
8 Price D, West D, Brusselle G, Gruffydd-Jones K, Jones R, Miravitlles M, et al. Management of COPD in the UK primary-care setting: an analysis of real-life prescribing patterns. Int J COPD. 2014;9:889-905.
9 Magnussen H, Disse B, Rodriguez-Roisin R, Kirsten A, Watz H, Tetzlaff K, et al. Withdrawal of inhaled glucocorticoids and exacerbations of COPD.
10 Hoogendoorn M, Feenstra TL, Schermer TRJ, Hesselink AE, Rutten- van Molken MPMH. Severity distribution of chronic obstructive pulmonary disease (COPD) in Dutch general practice. Respir Med. 2006;100, 83-86.
11 Data on file, Boehringer Ingelheim, Ingelheim, Germany, 2016.
12 WHO. Global Alliance Against Chronic Respiratory Diseases. Chronic Respiratory Diseases. 2013. Available from http://www.who.int/gard/publications/chronic_respiratory_diseases.pdf (accessed August 2016).
13 WHO. Chronic respiratory diseases, Burden of COPD. 2016. Available from http://www.who.int/respiratory/copd/burden/en/index.html (accessed August 2016).
14 O’Donnell DE, Gebke KB. Activity restriction in mild COPD: a challenging clinical problem. Int J Chron Obstruct Pulmon Dis. 2014;9:577-588.
15 Waschki B, Kristen A, Holz O, Müller KC, Meyer T, Watz H, et al. Physical activity is the strongest predictor of all-cause mortality in patients with COPD: a prospective cohort study. Chest. 2011;140(2):331-342.
Bron: Boehringer Ingelheim