Huisartsen houden zich steeds beter aan NHG-Standaarden
ArrayTien jaar monitor voorschrijven
Huisartsen volgen bij het voorschrijven van geneesmiddelen steeds beter de Nederlandse richtlijnen. Toch zijn er aanzienlijke verschillen in goed, veilig en doelmatig voorschrijven tussen regio’s en tussen huisartsen onderling. Dat concludeert het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) in zijn jaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van het voorschrijfbeleid van huisartsen.
Deze week bracht het IVM voor het tiende achtereenvolgende jaar het rapport Monitor Voorschrijven Huisartsen naar buiten. In deze monitor zijn voor tien verschillende geneesmiddelgroepen of aandoeningen een of meer indicatoren opgenomen. De resultaten hebben betrekking op de voorschrijfcijfers uit 2014.
Antibiotica
Opvallend resultaat is dat het voorschrijven door huisartsen van antibiotica, in het bijzonder van reserve-antibiotica, de afgelopen vijf jaar een dalende trend vertoont. Reserve-antibiotica zijn alleen bedoeld voor ernstige infecties of als behandeling met het eerste-keusmiddel niet aanslaat. Was in 2005 gemiddeld 19 procent van de door huisartsen voorgeschreven antibioticarecepten een reservemiddel, in 2010 daalde dit naar 18 procent om in 2014 uit te komen op 16 procent. Mogelijke verklaring voor de daling is dat het NHG de afgelopen vijf jaar de richtlijnen heeft geactualiseerd en aangescherpt. Ook zijn er aanwijzingen dat huisartsen, maar ook patiënten zich meer bewust zijn geworden van het belang van het terughoudend gebruik van antibiotica.
“Toch zien we ook grote verschillen tussen huisartsen”, zegt IVM-directeur Ruud Coolen van Brakel: “In praktijken met het grootste aantal voorschriften per patiënt ligt het percentage patiënten met een recept voor een antibioticum een factor twee hoger dan in praktijken met het kleinste aantal voorschriften per patiënt”.
Diabetes
Nederlandse huisartsen blijken terughoudend in het voorschrijven van nieuwe, dure geneesmiddelen voor diabetes, zoals DPP-4-remmers. Bij 94% van de startende patiënten volgen de huisartsen de eerste twee stappen uit de richtlijn: metformine als eerste middel en SU-derivaten als tweede middel.
NSAID’s
Ook bij het voorschrijven van NSAID’s blijken de afgelopen jaren huisartsen steeds meer het middel van eerste keus – zoals benoemd in de farmacotherapeutische richtlijn Pijn van het NHG – zijn gaan voorschrijven. In 2010 schreef gemiddeld 83 procent van de huisartsen conform de standaard voor, in 2014 was dit gestegen naar 88 procent. De helft van de huisartsen scoorde zelfs boven de 93 procent. Daar stond tegenover dat 10 procent van de artsen onder de 72% scoorde.
Overige geneesmiddelgroepen
Voor de overige groepen (ADHD, Cardiovasculair risicomanagement, Astma, Opioïde pijnstillers, Antidepressiva, Maagmiddelen en Osteoporose) blijkt dat de meerderheid van de huisartsen de richtlijnen volgt, maar dat bij elke aandoening een klein deel van de huisartsen sterk afwijkt van die richtlijnen. Hoe groot dat aandeel is verschilt per geneesmiddelgroep. Ook bestaan er bij veel geneesmiddelgroepen grote verschillen tussen de verschillende regio’s, zowel in de mate waarin de huisartsen in die regio’s de voorkeursbehandeling volgen als het aantal gebruikers dat een geneesmiddel krijgt voorgeschreven. Dit toont dat er, net zoals bij NSAID’s, nog steeds ruimte voor verbetering is.
Zorgverzekeraars
De zorgverzekeraars werken sinds januari 2015 nagenoeg allemaal met beloningsmodules voor huisartsen als zij op bepaalde indicatoren goed scoren. Opvallend is dat zij met name geïnteresseerd zijn in voorkeursindicatoren (schrijft de arts een middel van eerste voorkeur voor), en eigenlijk niet in volume-indicatoren (hoeveel patiënten krijgen het middel voorgeschreven). Terwijl met deze laatste toch aanzienlijke opbrengsten zijn te behalen. Een meer integraal beleid op volume en keuze – met instemming van de beroepsgroepen – is wenselijk.