Hoe ‘vreemder’ de longkanker, hoe beter immunotherapie werkt
ArrayImmunotherapie, waarbij het eigen afweersysteem van het lichaam wordt gestimuleerd om kanker aan te vallen, werkt beter naarmate de kankercellen meer dna-schade hebben. Dat blijkt uit een internationale studie onder longkankerpatiënten door onder meer prof. dr. Ton Schumacher van het Antoni van Leeuwenhoek. Het onderzoek verschijnt deze week vervroegd online bij het vakblad Science.
‘Kanker’ is een verzameling van ziekten die ontstaan door fouten in ons genetische materiaal, het DNA. DNA kan beschadigd raken door bijvoorbeeld uv-straling van de zon of stoffen uit sigarettenrook.
Maar ook domweg door kopieerfoutjes tijdens het delen van cellen. Als zulke foutjes (ook mutaties genoemd) opstapelen kunnen cellen ongecontroleerd gaan delen. Het zijn kankercellen geworden. En hoe meer van zulke foutjes, hoe slechter, zou je denken. Dat is vaak ook zo. Maar niet als het aankomt op een van de nieuwste manieren om kanker te behandelen, immunotherapie. Deze therapie, gericht op het versterken van de natuurlijke afweerreactie van het lichaam, lijkt juist béter aan te slaan naarmate de kankercellen meer DNA-fouten bevatten.
Dat zag een internationale groep van onderzoekers, bestaand uit onder meer prof. dr. Ton Schumacher en dr. Pia Kvistborg van het Antoni van Leeuwenhoek, toen zij het DNA-materiaal van een groep longkankerpatiënten gingen analyseren. De patiënten hadden allemaal immunotherapie gehad in de vorm van een middel genaamd pembrolizumab. Dit middel haalt een ‘rem’ weg die tumoren zelf op de afweerreactie van het lichaam tegen de kanker leggen. Schumacher en Kvistborg analyseerden het DNA van één van de patiënten die baat hadden bij de therapie. Zij toonden aan dat er een afweerreactie op gang was gekomen gericht op een specifieke mutatie in de tumor van die patiënt. Collega’s van het Memorial Sloan Kettering Cancer Center uit New York bekeken vervolgens het aantal DNA fouten in de gehele patiëntengroep. Zij ontdekten dat bij patiënten die een hoger aantal mutaties hadden dan gemiddeld (meer dan zo’n 200 fouten), het medicijn in 73 procent van de gevallen aansloeg. Maar bij patiënten met een lager aantal mutaties dan gemiddeld was het middel slechts in 13 procent van de gevallen effectief.
Een flink verschil. De hoeveelheid DNA-mutaties in de kankercellen kan dus waarschijnlijk worden gebruikt om te voorspellen wie er baat kan hebben bij immunotherapie met pembrolizumab. De effectiviteit van het medicijn bleek verder samen te hangen met of de patiënten rokers waren (rokers hebben vaak meer DNA-schade, dus sloeg het middel bij rokers beter aan) en of er beschadigingen waren in genen die normaal gesproken DNA-schade repareren.
De uitkomst van dit onderzoek past binnen de theorie rond immunotherapie. Ons immuunsysteem is ingericht om ‘vreemde’ cellen te herkennen en lichaamseigen cellen met rust te laten. Schumacher: “Des te meer DNA-mutaties er zijn, des te meer aangrijpingspunten het immuunsysteem heeft om iets te doen. Je zou als het gaat om immunotherapie dus kunnen zeggen: hoe vreemder de tumor, hoe beter.”
Op dit moment zijn er nog niet veel vormen van immunotherapie beschikbaar, en is ook het aantal kankertypes dat hiermee behandeld kan worden beperkt. Maar de verwachting is dat immunotherapie in de komende jaren voor een meer kankertypes zal worden ontwikkeld. Schumacher is op dit moment bezig om ook voor andere vormen van kanker dan longkanker uit te zoeken hoe veel en wat voor DNA-mutaties er in de cel aanwezig moeten zijn om een afweerreactie uit te lokken. Dit alles om te kijken welke patiënten baat kunnen hebben bij deze therapievorm, en welke waarschijnlijk niet. Als volgende stap willen de onderzoekers ook proberen om de afweerreactie tegen de gevolgen van DNA schade specifiek te versterken. Mogelijk kan daarmee de effectiviteit van immunotherapie verder verhoogd worden.
Bron: AVL