Kans op lokaal recidief na borstsparende behandeling bij jonge vrouwen spectaculair gedaald

Array

Kans op lokaal recidief na borstsparende behandeling bij jonge vrouwen spectaculair gedaald
Uit epidemiologisch onderzoek onder 1143 jonge borstkankerpatiënten blijkt dat borstsparende behandeling bij jonge vrouwen steeds betere resultaten oplevert. De kans op terugkeer van de tumor in de gespaarde borst (lokaal recidief) is de afgelopen jaren spectaculair gedaald. Dit hangt samen met het toegenomen gebruik en de toegenomen effectiviteit van aanvullende behandeling met chemo- en/of hormonale therapie na een borstsparende behandeling. Met name de invoering van immuuntherapie voor een bepaalde vorm van borstkanker in 2005 heeft tot een verdere risicoreductie geleid. De resultaten van de studie zijn online gepubliceerd in het European Journal of Cancer.

De studie is uitgevoerd door geneeskundestudent Lotte van Laar en radiotherapeut Maurice van der Sangen, onder begeleiding van dr. Adri Voogd (epidemioloog) en prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen (hoogleraar medische oncologie) van de Universiteit Maastricht. borstkankerMet behulp van de kankerregistratie van het Integraal Kankercentrum Zuid in Eindhoven verzamelden zij gegevens van 1143 patiënten van 40 jaar of jonger bij wie in de periode 1988-2010 de diagnose borstkanker was vastgesteld en die een borstsparende behandeling ondergingen. De behandeling vond plaats in ziekenhuizen in Noord-Limburg en Noord Brabant.

De patiënten werden ingedeeld in drie groepen, op basis van het moment van hun eerste behandeling: 1988-1998, 1999-2005 en 2006-2010. Deze indeling hangt samen met belangrijke wijzigingen in de behandelrichtlijnen: in 1999 werd voortaan aan vrijwel alle jonge vrouwen aanvullende behandeling (chemotherapie en/of hormoontherapie) voorgeschreven en vanaf 2005 kregen vrouwen met een bepaalde vorm van borstkanker (HER2-positief) naast chemotherapie ook nog  trastuzumab (immuuntherapie). Vijf jaar na hun behandeling was bij respectievelijk 9,8%, 5,9% en 3,3% van de vrouwen sprake van lokaal recidief; een risicodaling van meer dan 60%.

De resultaten van deze studie staan in contrast met het huidige behandelbeleid bij jonge vrouwen. De laatste 20 jaar is het percentage borstsparend behandelde patiënten in deze leeftijdsgroep in Nederland geleidelijk afgenomen (van 65% in 1990 tot 35% in 2010), terwijl dit percentage bij vrouwen boven de 50 jaar juist is toegenomen. Dr. Adri Voogd: ”Bij chirurgen leeft nog steeds het gevoel dat borstsparende behandeling bij jonge vrouwen met borstkanker geen veilige behandeloptie is, vanwege de veronderstelde hoge kans op lokaal recidief. De resultaten van dit nieuwe onderzoek, waarin ook na 2005 behandelde patiënten zijn opgenomen, lijken dit te weerleggen. Met deze studie hopen wij die trend te kunnen keren.”

Borstsparende behandeling is in medische kringen inmiddels een geaccepteerd alternatief voor borstamputatie bij borstkanker in een vroeg stadium. Voor beide behandelingsvormen zijn bij tumoren tot vijf centimeter vergelijkbare overlevingskansen gemeten in verschillende grote studies. Borstsparende behandeling heeft echter voordelen voor het seksueel functioneren en leidt tot een geringere aantasting van het eigen lichaamsbeeld, en zou daarom met name voor jonge vrouwen een voor de hand liggende keuze zijn.

Bron: Maastricht UMC+
Maastricht UMC+

Met ingang van januari 2008 zijn het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht gefuseerd tot het achtste universitair medisch centrum van Nederland. De nieuwe organisatie heet Maastricht UMC+.
Het Maastricht UMC+ heeft als kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs en opleiding. Daarin nemen, naast de standaard patiëntenzorg, topklinische zorg en topreferente zorg een belangrijke plaats in. Deze zijn nauwgezet afgestemd met het fundamenteel en het (experimenteel) klinisch onderzoek. Dit resulteert in de klinische onderzoeksspeerpunten hart en vaten; oncologie, chronische ziekten en geestelijke gezondheidszorg en neurowetenschappen.

Recente artikelen