
Per 1 juni gebruik van keuzehulp bij behandeling prostaatkanker
ArrayZorgverzekeraar CZ, Universiteit van Tilburg, UMC St Radboud UMC en VUmc gaan zich richten op het stimuleren van gezamenlijke besluitvorming bij de behandelkeuze voor prostaatkanker.Vanaf 1 juni 2013 wordt in 24 ziekenhuizen keuzehulpen ingezet bij de behandelkeuze bij prostaatkanker.
Uit onderzoek is gebleken dat gezamenlijke besluitvorming bij behandelkeuzes de ervaren kwaliteit van zorg verhoogt. Prostaatkanker is de eerste aandoening waarmee gestart wordt. Een actieve patiëntbetrokkenheid bij behandelkeuzes verhoogt de ervaren kwaliteit van zorg.
Keuzehulpen (‘decision aids’) kunnen patiënten ondersteunen om complexe beslissingen te nemen over behandelopties. Dr. Julia van Tol en dr. Stalmeier (UMC St Radboud) die met financiering van het KWF aan een keuzehulp voor prostaatkanker werkten, onderzochten of prostaatkankerpatiënten willen meebeslissen over behandelopties en in hoeverre zij daar baat bij hebben.
Keuzehulpen zijn effectieve instrumenten om gezamenlijke besluitvorming tussen zorgverlener en patiënt moeten te stimuleren. Ze zijn er al wel maar ze worden nog nauwelijks toegepast. Met dit project willen de partijen het toepassen van gezamenlijke besluitvorming bij de initiële behandeling van prostaatkanker stimuleren. De belangrijkste doelstellingen zijn om met elkaar te streven naar meer draagvlak voor toepassing van keuzehulpen, te evalueren hoe keuzehulpen het meest effectief kunnen worden ingezet en het ontwikkelen van een gezamenlijke keuzehulpmodule voor prostaatkanker die voor iedereen beschikbaar komt.
Positieve effecten keuzehulp
Het onderzoek van Van Tol en Stalmeier bracht onder meer positieve effecten van de keuzehulp in beeld. Bij gebruik van de keuzehulp voor prostaatkanker vonden patiënten hun behandeling geschikter en nam hun kennis en tevredenheid over informatie toe. Patiënten bleken betrokkener bij de keuze over hun behandeling, dit zonder dat het negatief effect had op hun welzijn.
Verschil patiënten en artsen
Opmerkelijk is dat de meeste patiënten via de keuzehulp tot andere keuzes kwamen dan behandelend artsen. Zo kozen patiënten vaker voor behoud van kwaliteit van leven door bijvoorbeeld hun keuze voor een lagere bestralingsdosis, terwijl artsen vaker kozen voor een hogere kans op genezing. De reden dat keuzehulpen momenteel in Nederland nog nauwelijks worden ingezet, is onder meer dat artsen het tijdrovend vinden. Dit kan ten koste gaan van hun andere, medische taken. Verder zijn met de ontwikkeling veel tijd en kosten gemoeid. Een keuzehulp moet namelijk actueel zijn en moet per kankersoort (en zelfs per stadium in de behandeling) ontwikkeld worden. De keuzes die een patiënt met borstkanker moet maken zijn namelijk heel anders dan de keuzes van een prostaatkankerpatiënt.
Veel onderzoeken laten zien dat door de inzet van keuzehulpen patiënten beter geïnformeerd zijn, meer deelnemen aan de besluitvorming, zich bewuster zijn van de voor- en nadelen van behandelkeuzes, vaker tevreden zijn en minder twijfelen over hun beslissing. Bovendien kiezen patiënten die actief meebeslissen minder invasieve behandelingen en maken ze een goed overwogen en verstandige keuze. Toch blijft succesvolle toepassing van keuzehulpen in het zorgveld blijft achter en daar willen de partijen nu wat aan doen.
Voor de initiële behandeling van prostaatkanker zijn er meerdere, medisch gelijkwaardige behandelopties. Deze opties verschillen sterk in bijwerkingen die een grote invloed hebben op de kwaliteit van leven van patiënten. Dit vraagt om een persoonlijke afweging, waar de patiënt in betrokken zou moeten worden. Binnen de huidige praktijk zijn er regionale verschillen in de geboden zorg: vooral het ziekenhuis waar een patiënt onder behandeling is, is bepalend voor de behandelkeuze, niet de voorkeuren van de patiënt.
Bron: UMC St Radboud, UMC Utrecht, CZ, Universiteit van Tilburg en VUmc