Vakblad Huisarts en Wetenschap geeft ongenuanceerd advies over artsenbezoekers van 10 jaar geleden
ArrayEenzijdig beeld geschetst door Vakblad huisartsen
De helft van de huisartsen en een onbekend deel van de praktijkondersteuners in Nederland ontvangt artsenbezoekers. Daarnaast volgt een groot deel van hen gesponsorde nascholing en nemen zij relatiegeschenken aan, zo stelt Huisarts & Wetenschap. Sommigen ontvangen via farmaceutische bedrijven gratis ondersteuning. Huisarts & Wetenschap zegt dat de farmaceutische bedrijven invloed hebben op het voorschrijfgedrag van huisartsen, omdat het belang van de farmaceutische industrie de verkoop geneesmiddelen is. Het vakblad zegt dat dit strijdig is met het maatschappelijk belang (betaalbare en veilige geneesmiddelen). Huisartsen moeten hierop veel alerter zijn, zo betoogt vakblad Huisarts en Wetenschap deze maand en geeft dan ook het advies geen artsenbezoekers meer te ontvangen. Huisarts & Wetenschap schetst daarmee een zeer eenzijdig beeld en neemt vooral de eigen beroepsgroep niet serieus. Want met de intrede van preferentiebeleid en de macht van de zorgverzekeraar in de spreekkamer is de invloed van de farmacie, zeker in de huisartsenpraktijk, behoorlijk beteugeld. Daarnaast vraag ik me hardop af wat de waarde is van een huisarts, die niet op basis van eigen inzicht en expertise een recept uitschrijft. Ik zou er zelfs voor willen pleiten om de artsen die zich vooral door de farmaceutische industrie laten leiden wat frequenter op nascholing te sturen. Dit wordt allang niet meer gefinancierd door de farmaceut.
In de loop der jaren heeft het vak van artsenbezoeker zich steeds meer ontwikkeld: van een strikt voorlichtende taak naar een wat hardere, commerciëlere aanpak en vervolgens, via een rol ‘naast de arts’, gericht op het gezamenlijk verbeteren van de zorg voor de patiënt, weer terug naar de voorlichting en vaak ook gericht op preventie. Als de nadruk vanuit dat farmaceutische industrie teveel op de commercie komt te liggen, worden artsen vanzelf terughoudender in het ontvangen van artsenbezoekers.
Daarnaast is het natuurlijk zo, dat innovatieve geneesmiddelen op de langere termijn juist kosten besparen, omdat ze bijvoorbeeld later in het traject langdurige ziekenhuisopnames voorkomen, of op een andere manier de patiënt beter van dienst zijn.
Het voorschrijfgedrag van de arts moet gericht zijn op de indicatie en de specifieke eigenschappen van een middel. Ik durf zelfs de stelling aan dat artsenbezoekers juist bijdragen aan verbetering van de gezondheidszorg. Artsenbezoekers kunnen de informatiebehoeften van artsen heel goed in kaart brengen.
De Kritiek van Huisarts & Wetenschap lijk dan ook te zijn gericht op de artsenbezoeker van tien, twintig jaar geleden. De farmaceutische industrie zou ook een prima functie kunnen vervullen in het FTO -overleg: door gezamenlijk met verschillende farmaceuten over een thema te praten geeft meer inhoud aan voorlichting en nascholing. Artsenbezoek anno 2013 is gericht op informatie-uitwisseling over aandoeningen en over gerelateerde producten die de fabrikant op de markt brengt. Op die manier ondersteunt het artsenbezoek de innovatie in de gezondheidszorg door een direct contact tussen leverancier van nieuwe middelen en de beslisser over het gebruik ervan.
Deze accentverschuiving naar wetenschappelijke voorlichting is de auteur van het artikel van Huisarts & Wetenschap duidelijk ontgaan.