Hoe T-cellen het werk onderling verdelen
ArrayNiet alle T-celfamilies doen na een infectie met bijvoorbeeld een bacterie of virus hetzelfde werk op hetzelfde moment. Dat werk wordt onder de verschillende families verdeeld. Terwijl een paar T celfamilies uitgroeien tot zeer grote aantallen na infectie, krijgen de meeste T cellen maar een zeer klein aantal nakomelingen. Een troost voor deze laatste groep: bij hernieuwde infectie doen zij vaak het belangrijke werk. Deze ontdekking van Antoni van Leeuwenhoek onderzoeker Ton Schumacher, wordt vandaag gepubliceerd in de nieuwe editie van het toonaangevende tijdschrift Science.
Streepjescode
T-cellen zijn als afweercellen een belangrijk onderdeel van ons immuunsysteem. Zij zijn voortdurend op zoek naar gevaren van buitenaf, zoals virussen en bacteriën, maar soms ook kankercellen. Voor iedere ziekteverwekker is er maar een klein aantal T-cellen beschikbaar. Daarom is het belangrijk dat deze T-cellen – op het moment dat zij een ziekteverwekker herkennen – een groot aantal nakomelingen krijgen die tezamen de ziekteverwekker te lijf kunnen gaan.
Met behulp van een in het Antoni van Leeuwenhoek ontwikkelde technologie is het sinds kort mogelijk om temidden van miljoenen T-cellen individuele T-cellen plus hun kinderen te volgen. “Dat gaat via een unieke streepjescode,” legt onderzoeker Ton Schumacher uit, “een uniek stukje DNA dat wij aan hun erfelijke eigenschappen kunnen toevoegen. En dat ze dus ook doorgeven aan hun ‘dochters’ als ze gaan delen. We kunnen ze door de tijd heen dus precies volgen.”
Werkverdeling
In muismodellen ontdekten de Amsterdamse onderzoekers dat niet alle T-cellen na een aanval van een virus of bacterie hetzelfde reageren. De gemiddelde T-cel krijgt maar zo’n 200 dochters, maar een paar T-cellen tot wel 100.000. Als gevolg hiervan is de bescherming na een eerste infectie met een ziekteverwekker voornamelijk gebaseerd op de afstammelingen van maar een paar cellen. Deze ongelijkheid houdt echter geen stand. Deze ‘superfamilies’ blijken vaak uitgeput en kunnen na een hernieuwde infectie nog maar beperkt bijdragen. Op dat moment kunnen een aantal van de T-celfamilies die in eerste instantie klein zijn gebleven het werk overnemen.
Goede bescherming
Op basis van dit werk suggereren de onderzoekers dat voor een goede bescherming tegen aanvallen van virussen of bacteriën een minimaal aantal verschillende T-cellen moeten worden geactiveerd. Een stuk of vijftig verschillende T-celfamilies zouden voldoende moeten zijn om een leger te creëren voor het eerste gevaar, maar ook om reservetroepen achter de hand te hebben, om bij een nieuwe besmetting snel te kunnen reageren.