Overbrenger van Schmallenberg-virus gevonden
ArrayBelgische onderzoekers zijn er als eersten in geslaagd om aan te tonen hoe het beruchte Schmallenbergvirus van dier op dier overgebracht wordt. De schuldigen blijken kleine steekvliegjes, zogenaamde knutten, die ook blauwtong overbrengen. De ontdekking is het gezamenlijke werk van researchers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) en het federale Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA).
Het Schmallenbergvirus liet voor het eerst van zich horen in november vorig jaar, in het idyllische Duitse skidorpje Schmallenberg. Het zorgt voor zware misvormingen bij de jongen van runderen, schapen en geiten. Kort nadien werd de nieuwe ziekte aangetroffen in Nederland. Intussen heeft ze Belgie, Luxemburg, Frankrijk, Groot-Brittannie, Italie en zopas ook Spanje veroverd. In Duitsland zijn er tot nu toe al meer dan achthonderd veestapels getroffen.
Niemand wist hoe het virus werd overgedragen. Maar van een gelijkaardig virus, Shamonda, was bekend dat het door knutten werd verspreid. Dat verscheen in de jaren zestig in Nigeria, verdween dan dertig jaar uit het gezicht, om in de jaren negentig in Japan op te duiken en opnieuw te verdwijnen. Ook het blauwtongvirus, dat eveneens herkauwers treft, wordt door knutten verspreid.
Knutten, Culicoides in biologenlatijn, waren dus logische verdachten. Knutten, ook berucht onder hun Engelse naam midges, zijn minuscule insectjes, die in vochtige gebieden leven en er een echte plaag kunnen vormen, zoals Culicoides rhieti in de streek rond Gent drie jaar geleden.
Er zijn veel soorten knutten, en het is werk voor getrainde specialisten om die onder de microscoop te kunnen herkennen. De onderzoekers van het ITG, die voor de overheid de knutten als verspreiders van blauwtong opvolgen, ontwikkelden daarom een moleculaire techniek die de knutten eenvoudig en trefzeker herkent, een ‘genenchip’ die ook door niet-specialisten gebruikt kan worden.
Om de verspreiding van blauwtong te kunnen volgen, vingen ze op allerlei plaatsen knutten. Die vangsten gebruiken ze nu om te onderzoeken of ze inderdaad ook Schmallenbergvirus bevatten. Om uit te maken of een knut het virus kan overdragen op een gezond dier, moet het virus zeker gevonden worden in de speekselklieren. Indien het virus zich enkel in de darm bevindt, dus eigenlijk in het opgezogen bloed van een geïnfeceerd dier, wil het immers nog niet zeggen dat de knutten het virus bij een volgende beet zullen doorgeven. Om in het speeksel te geraken moet het virus doorheen hun darmwand boren, naar de speekselklieren reizen en zich daar naar binnen wurmen.
De ITG-researchers onthoofdden hun knutten daarom, bepaalden met de rest de precieze soort en gaven enkel de koppen aan hun collega’s van het CODA, die een moleculaire analysetechniek hadden om het virus aan te tonen in zo’n kleine hoeveelheid materiaal. Als zij virus vonden, kon het onmogelijk uit de darminhoud komen, en moest het wel uit de speekselklieren afkomstig zijn.
In enkele knutten die in september en oktober (nog voor het virus voor het eerst van zich liet horen) gevangen waren in Betekom, vonden ze inderdaad het Schmallenbergvirus. Het ging om knutten van de soorten Culicoides obsoletus, C. dewulfi en C. pulicaris, drie van de vijf soorten die ook blauwtong overdragen en die in gans Belgie algemeen voorkomen. De medewerkers onderzoeken nu de rest van hun knuttenverzalmeling, om met de resultaten een goed gestoffeerd artikel in een vakblad te kunnen publiceren. Ze willen uiteraard ook nieuwe vangsten onderzoeken, maar hun opdracht om knutten te volgen loopt in april af, omdat Belgie intussen blauwtongvrij is. Ze hopen dat er nu een verlenging in zit.
Foto:
Knutten zijn echt klein. In het Engels heten ze niet voor niets no-see-ums (vrij vertaald: zie-ze-nietjes). Op deze foto ziet u er eentje naast een gewone huismug. © ITG