Doe de DSM de deur uit; kijk wat er in het brein gebeurt bij psychiatrische patiënt’
ArrayDe psychiatrie moet op de schop, nu er zoveel meer bekend is over hoe de hersenen werken, vindt Roshan Cools, hoogleraar Cognitieve neuropsychiatrie aan de Radboud Universiteit/UMC St Radboud. ‘Als we het biologische mechanisme begrijpen, kunnen we een stoornis veel beter behandelen. De ene schizofreen is de andere niet.’ Cools spreekt 27 januari haar oratie uit.
Diagnoses en behandelplannen in de psychiatrie zijn gebaseerd op gedragskenmerken uit het internationale psychiatriehandboek DSM. De effectiviteit van de voorgeschreven behandelingen is echter laag en de bijwerkingen zijn soms groot. De ene schizofreen is namelijk de andere niet; en ook depressie heeft vele verschijningsvormen. Als het aan Roshan Cools ligt, komt daar binnen tien jaar een eind aan. Ze zoekt naar methoden om vast te stellen wat er precÃes verkeerd gaat in de hersenen van de patienten. Pas als dat duidelijk is, valt te voorspellen welke medicijnen of therapieen helpen.
Op vrijdag 27 januari spreekt ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen haar intreerede uit als hoogleraar Cognitieve neuropsychiatrie. Ze is benoemd bij de afdeling Psychiatrie van het UMC St Radboud en wil een brug slaan tussen de psychiatrie en de neurologie, en de cognitieve neurowetenschappen.
Onduidelijk wat ziek is en wat gezond
’Het is niet zo makkelijk om de grens aan te geven tussen ziek en gezond bij psychiatrische aandoeningen,’ zegt Cools. ‘Veel problemen in de psychiatrie hebben te maken met onvoldoende cognitieve controle. Denk aan verslaving, ADHD en dwangstoornis. Ondanks de doelen die iemand zich stelt, toont iemand het ongewenste, ongewilde gedrag.’
Psychopathie daarentegen kan gezien worden als een stoornis door te veel cognitieve controle – hierbij is het gedrag té doelgericht en te weinig gevoed door emotie. Het gaat dus om de balans – en die kan naar twee kanten omslaan. Of we dat als een stoornis of ziekte beschouwen hangt van de situatie af. En daar hangt dus ook van af of iemand baat heeft bij medicijnen die de cognitieve controle versterken.’
Verschillende gebieden, één signaalstof
Of het toedienen van medicijnen helpt, hangt ook af van hoe de verschillende hersengebieden die op dat medicijn reageren van nature zijn ingesteld. Dat legt Cools uit met wat ze ontdekte over dopaminemedicatie bij de ziekte van Parkinson. In het begin van de ziekte heeft een gebied diep in de hersenen, het striatum, een flink tekort aan dopamine. Dit zorgt voor de bekende bewegingsstoornissen. Als deze patienten dopamine krijgen, kunnen ze weer beter bewegen. Maar als nare bijwerking kunnen ze bijvoorbeeld gaan gokken of seksverslaafd worden: ze worden minder goed in het onderdrukken van hun impulsen.
’Dit is te verklaren omdat andere gebieden, onder andere in de prefrontale schors – waar de cognitieve controle geregeld wordt – van zichzelf nog wel voldoende dopamine hebben. Door de medicatie ontstaat een overdosis en gaat het mis. Zo is het met al die cognitieve variabelen. Is er te weinig signaalstof dan werkt het niet goed, maar ook niet als er te veel is. Elk hersengebied heeft zijn optimale instelling. Denk maar aan de effecten van cafeïne – als je te veel koffie drinkt word je bibberig en voel je je vervelend. En zonder koffie blijf je slaperig. Ergens daartussen is het precies goed.’
Niet iedereen in de scanner
Cools stelt daarom voor om af te stappen van de psychiatrische diagnoses gebaseerd op een spectrum van stoornissen en die te vervangen door een precieze analyse van welke cognitieve mechanismen niet optimaal zijn geregeld. ‘Dan hebben we het niet meer over ADHD, maar bijvoorbeeld over een gebrek aan concentratie en een teveel aan impulsiviteit.’
Het is bepaald niet nodig om daarvoor iedereen in de scanner te schuiven, vindt Cools. Dat zou ook veel te kostbaar worden. ’Ik ben ervan overtuigd dat wat in het brein gebeurt, in het gedrag is te zien. We moeten alleen veel beter weten welke cognitieve maten wat betekenen.’
Cools zal daarom de komende jaren zoeken naar gedragsindicatoren die laten zien hoe de schuifjes staan op de cognitieve variabelen zoals concentratie, impulsiviteit, emotionaliteit, gevoeligheid voor straf etc. Samen bepalen die de cognitie en het gedrag. ‘Dan kunnen we kijken hoe we de instellingen voor een bepaalde persoon in zijn of haar omstandigheden optimaal kunnen krijgen.’
Ook niet iedereen medicijnen
Tegenstanders van deze biologisch-mechanistische benadering, zullen aanvoeren dat dit leidt tot een verdere medicalisering van de psychiatrie. Toch hoeft dat niet de logische stap te zijn, vindt de jonge hoogleraar. ‘Ook psychotherapie heeft veranderingen in de hersenchemie tot gevolg. We zijn nu net gestart met een onderzoek naar de effecten van een gedragstherapie voor borderliners, ook zo’n vergaarbakdiagnose. Bij een deel van de borderliners helpt deze therapie hen om te gaan met hun aandoening. We willen weten of we neurocognitieve patronen kunnen vinden die voorspellen of de therapie zal werken of niet.’
Psychiatrie en het Paradoxale Brein (Medische Wetenschappen). Oratie mevrouw prof. dr. R. Cools, vrijdag 27 januari 2012, 15:45 uur, Academiezaal Aula, Comeniuslaan 2
Bron: RU
Foto Roshan Cools: Dick van Aalst