Probleemgedrag van demente verpleeghuisbewoners stelt arts voor dilemma
ArrayOuderen met dementie die in een verpleeghuis wonen, vertonen bijna allemaal één of meerdere symptomen van probleemgedrag. Het gedrag is hardnekkig, complex en moeilijk te behandelen. Dit constateert specialist ouderengeneeskunde Roland Wetzels, als onderzoeker werkzaam in het UMC St Radboud. Hij promoveert op 19 december aanstaande.
Probleemgedrag van ouderen met dementie in verpleeghuizen varieert van agitatie en prikkelbaarheid tot agressie, ontremd gedrag en hallucinaties. Tenminste één van de symptomen komt bij 97 procent van hen gedurende een langere periode voor. Een kwart heeft meerdere symptomen tegelijkertijd. Zonder behandeling is dit complexe probleemgedrag een beproeving voor de omgeving, zoals medebewoners, zorgverleners en familie. En vaak ook voor de betrokkenen zelf.
Specialist ouderengeneeskunde Roland Wetzels heeft dit vastgesteld in zijn promotie-onderzoek. Twee jaar lang volgde hij 290 dementiepatienten in negen verpleeghuizen.
Het behandelen van probleemgedrag bij dementie blijkt niet eenvoudig. Noodgedwongen schrijven artsen in verpleeghuizen psychofarmaca voor. Tweederde van de verpleeghuisbewoners met dementie gebruikt deze medicijnen.
Welk psychofarmacon wordt voorgeschreven hangt af van de te behandelen symptomen, bijvoorbeeld een antipsychoticum of een middel tegen angst of depressie. Een vijfde van de patienten gebruikt meerdere psychofarmaca tegelijk.
Eén op de acht verpleeghuisbewoners met dementie krijgt een antipsychoticum, bijvoorbeeld haloperidol, gedurende een periode van twee jaar of langer. Dit is zorgelijk, aldus Wetzels, omdat deze middelen vanwege de bijwerkingen niet langdurig gebruikt mogen worden.
De reden voor het langdurige gebruik is, dat probleemgedrag bij dementie hardnekkig en complex is. Wetzels: ‘Een psychosociale interventie is eerste keus, maar als dat niet mogelijk is of niet of onvoldoende helpt, staat de arts voor een dilemma.’
Wetzels benadrukt dat alle psychofarmaca met de juiste indicatie en in de juiste dosering voorgeschreven moeten worden. De arts moet blijven controleren of het middel nog noodzakelijk is. Wetzels constateert dat dit niet altijd gebeurt; hierin is dus nog verbetering mogelijk.
Bron: UMC St Radboud