Conclusie van het onderzoek van prof. dr. E. de Jonge.
ArrayOp verzoek van het Maasstad Ziekenhuis is onderzoek gedaan naar 28 patienten die in 2010 en 2011 overleden zijn na een besmetting met een OXA-48 positieve Klebsiella bacterie. Bestudering van de individuele ziektegeschiedenissen leidt tot de conclusie dat 3 patienten zeer waarschijnlijk zijn overleden als direct gevolg van deze multiresistente bacterie. Bij alle drie was tevens sprake van ernstige bijkomende pathologie.
Bij 14 patienten was het zeer waarschijnlijk dat de OXA-48 positieve Klebsiella niet verantwoordelijk was voor het overlijden.
Bij 10 patienten is het niet uitgesloten, dat de resistente Klebsiella verantwoordelijk was voor het overlijden of belangrijk heeft bijgedragen aan het uiteindelijke overlijden. In een aantal gevallen was er sprake van zo ernstige en niet op behandeling reagerende bijkomende aandoeningen, dat zelfs als de Klebsiella de directe doodsoorzaak was, dat zelfs dan de bijkomende ziekten en onderliggende aandoeningen meer als werkelijke doodsoorzaak aangemerkt zouden moeten worden.In één geval waren er door overplaatsing naar een ander ziekenhuis onvoldoende gegevens beschikbaar om tot een uitspraak over de doodsoorzaak te kunnen komen.
Bij 2 van de 3 patienten bij wie een directe relatie tussen overlijden en OXA-48 Klebsiella kon worden vastgesteld, was de besmetting nog niet bekend op het moment van overlijden. Zij zijn niet met antibiotica behandeld waarvoor de bacterie gevoelig was. Bij deze patienten heeft het multiresistent zijn van de bacterie waarschijnlijk bijgedragen aan het overlijden. In andere gevallen waarbij een infectie met de OXA-48 positieve Klebsiella mogelijk heeft geleid tot het overlijden van de patient is niet zeker of dit overlijden een gevolg was van het multiresistente karakter van de bacterie. Patienten kunnen ook overlijden aan goed gevoelige bacterien.
Er is afgezien van het vergelijken van de Standardized Mortality Ratio (SMR) bij besmette patienten met die bij niet-besmette patienten, omdat 1) SMR’s alleen corrigeren voor de ernst-van-ziekte op het moment van IC-opname, niet voor complicaties die later zijn ontstaan en 2) de betrouwbaarheidsintervallen voor SMR’s bij kleine aantallen patienten altijd zo breed zijn dat het trekken van conclusies uit dit soort onderzoek bij deze populatie niet mogelijk is.