Tweede ziekte ter wereld volledig uitgeroeid

Array

Vlaamse wetenschappers speelden grote rol
Voor de tweede keer in de wereldgeschiedenis is een ziekte volledig uitgeroeid. Na het pokkenvirus, is nu ook het virus voor de runderpest van de aardbodem verdwenen. Net als bij de pokken, zijn we al vergeten welke ravages het kon aanrichten, maar de winst voor de wereldgezondheid – ook die van mensen – is er niet minder om. Een gemeenschappelijke noemer van een groot deel van de generaals in deze strijd, was een opleiding aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde.

Runderpest, een verwant van het mazelenvirus, komt oorspronkelijk uit Azie. Het veroverde Europa in het kielzog van Ghengis Khan – maar in tegenstelling tot de Mongoolse stammen trok het zich nadien niet terug. Ook over Noord-Afrika verspreidde het zich. Het zou wel eens een van de bijbelse Plagen van Egypte kunnen zijn geweest.

Runderpest was zeer besmettelijk (in contact komen met een besmet dier was voldoende en de dieren gaven het virus al door voor ze zelf ziek werden). En zeer dodelijk: bij een uitbraak was het niet ongewoon dat negentig procent van het getroffen vee binnen een paar dagen stierf, met alle gevolgen voor de mensen die – in Afrika vaak letterlijk – van dat vee moesten leven. De overlevende dieren waren dan min of meer immuun, zodat de ziekte uit het zicht verdween en voortsudderde in andere streken of bij wilde herkauwers, tot ze een paar generaties later, wanneer de immuniteit volledig verdwenen was, opnieuw kon opduiken.

Opruimen

In de achttiende en negentiende eeuw trok runderpest verscheidene keren over Europa. De lijfarts van de paus stelde in 1712 voor om alle dieren in een besmette kudde te doden en op te ruimen met ongebluste kalk, en alle verplaatsingen van vee te verbieden. Een efficiente aanpak, omdat hij de virussen met de runderen mee vernietigt en verhindert dat ze nieuwe dieren besmetten. Maar een financiele ramp voor de getroffen boeren, die dan ook geen oren hadden naar de maatregelen, ook al werden ze met het gezag van de Kerk via de kansel afgekondigd. Maar de pauselijke kuddes bleven sindsdien wel ziektevrij, in tegenstelling tot de rest van Europa.

In 1714 kregen de Engelsen met gelijkaardige maatregelen een epidemie binnen drie maand onder controle. Toen de ziekte in 1754 terugkeerde met ingevoerd vee, durfde de overheid dezelfde draconische maatregelen niet aan. Gevolg: de epidemie woedde tien jaar. Over heel Europa stierven honderden miljoenen runderen, tot men in 1867 ten einde raad toch alle getroffen kudden ging uitroeien tot ook het laatste virus mee vernietigd was. Kort nadien was Europa ziektevrij.

In Afrika was het virus nooit over de Sahara geraakt, tot de Italianen in 1887 Indische runderen invoerden in hun Afrikaanse kolonie, Abessinie. Vandaaruit raasde het virus door heel zwart Afrika. Miljoenen runderen en wilde herkauwers en hele herdersvolkeren stierven uit; uitgehongerde roofdieren begonnen op mensen te jagen.

Europa was al decennia gespaard gebleven, toen in 1920 een schip met Indische zeboes voor Brazilie gedurende 24 uur in Antwerpen aanlegde. In no time waren 300 stallen besmet. De Belgische autoriteiten konden de ziekte uiteindelijk bedwingen – onder andere door alle studenten diergeneeskunde op te vorderen; in ruil kregen ze het diploma van doctor in de veeartsenijkunde zonder een thesis te moeten maken (wat hen heel wat minder werk gekost zou hebben). Uit de paniek die bij het geval-Antwerpen door Europa ging, ontstond de dieren-tegenhanger van de Wereldgezondheidsorganisatie, de OIE (Office Internationale des Epizooties). Die OIE, samen met de Wereldlandbouworganisatie FAO, heeft op 28 juni 2011 het officiele einde van de runderpest afgekondigd, nadat er tien jaar lang geen gevallen meer werden gezien.

Vaccin

Uitroeien van runderpest was minder evident dan bij de pokken. Het pokkenvirus trof enkel mensen en kon zich nergens anders verschuilen, terwijl runderpest niet enkel het vee trof, maar ook wilde dieren – ga die maar eens tot het laatste exemplaar uitroeien of vaccineren. Inderdaad: sedert 1920 bestond er een tweede optie naast uitroeien: vaccineren. Gevaccineerde dieren zijn in staat om op eigen kracht het virus op te ruimen, waardoor het uiteindelijk uitsterft bij gebrek aan gastheren om in te overleven. Het eerste vaccin was niet perfect, maar het werd in verder onderzoek verbeterd: veiliger voor de dieren, minder gevoelig aan licht en aan hitte, betere stimulatie van het immuunsysteem. Geleidelijk aan kon men uitbraken indammen met vaccinatiecampagnes. Zoiets vergt enorme internationale coördinatie: zolang er in één land nog één geval is, kan dat de wereld heroveren, tenzij alle andere landen nauwgezet blijven vaccineren tegen een ziekte die bij hen al decennia niet meer is voorgekomen, of op zijn minst de capaciteit in stand houden om op ieder moment in bliksemtempo een waterdichte ring van vaccinaties omheen het getroffen gebied op te trekken. Zelfs in rijke landen niet evident, laat staan voor arme landen met onherbergzame streken en een instabiele overheid.

De laatste uitbraken gebeurden in Afrika, met name in Soedan en Somalie. Intussen was er een vaccin dat tegen de warmte kon, waarmee nu ook de laatste rondzwervende kuddes in afgelegen gebieden bereikbaar werden. Het allerlaatste gedocumenteerde geval was in Kenia, tussen beide landen in, al neemt men aan dat er nadien nog een paar ongedocumenteerde gevallen in Somalie kunnen zijn geweest. Die kregen echter geen kans, omdat alles eromheen nog gevaccineerd was. (Omdat het – toen – niet mogelijk was om het onderscheid te maken tussen een dier dat echt besmet was geweest, en een dier dat gevaccineerd was, en men toch moest kunnen nagaan of echte besmettingen nog voorkwamen, werd op het laatst enkel nog in een brede ring rond een bevestigd geval gevaccineerd.)

“Zo goed als alle directeurs van nationale diergeneeskundige diensten, en veel andere medewerkers die aan de laatste gevechten deelnamen, werden opgeleid aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde, wat de samenwerking en een eensgezinde aanpak zeker ten goede kwam”, zegt Redgi De Deken van het ITG, die zelf te velde aan de campagnes meewerkte. “In Somalie en Zuid-Soedan, waar geen diergeneeskundige diensten zijn uitgebouwd, werd uitgegaan van een andere bestrijdingsmethode. Daar werden door niet-gouvernementele organisaties, zoals Dierenartsen Zonder Grenzen en Terra Nuova, trainingscentra opgericht waar lokale herders een korte opleiding kregen om de kuddes te vaccineren en meteen alarm te slaan als ze verdachte tekenen zagen. Van de dierenartsen die deze training gaven, leerden de meesten eveneens aan het ITG hoe ze zo’n campagne moesten aanpakken. Die aanpak heeft resultaat afgeworpen. Net als de steun van de dorpsoudsten trouwens.” Toen de Verenigde Naties in Zuid-Soedan de kinderen wilden komen vaccineren, weigerden de dorpsoudsten: “Vaccineer eerst ons vee, anders sterven onze kinderen toch, met of zonder jullie kindervaccins”. UNICEF heeft die raad toen opgevolgd.

Recente artikelen