Toespraak Balkenende bij de opening van het Academisch Jaar
ArrayMinister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden bij de opening van het Academisch Jaar van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Mijnheer Smit, dames en heren,
Met veel genoegen ben ik hier vandaag om een bijdrage te leveren aan de opening van het nieuwe academische jaar van de Vrije Universiteit. Dit is voor mij een bekende plek en dat geeft een goed en vertrouwd gevoel.
Ik denk dat u voor dit lustrumjaar een bijzonder toepasselijk thema hebt gekozen. Toepasselijk omdat het direct verwijst naar de grondlegger van deze universiteit, maar ook toepasselijk vanwege de actualiteitswaarde. Vrijheid in verantwoordelijkheid is een concept dat anno 2010 nog altijd richtinggevend kan en zou moeten zijn. Vandaag leg ik graag enkele bespiegelingen over vrijheid en verantwoordelijkheid aan u voor. Ik heb daarbij geprobeerd een koppeling te leggen tussen wat mij al jaren ten diepste beweegt – het christelijk-sociaal gedachtegoed – en mijn ervaringen van de afgelopen acht jaar als minister-president.
Maar eerst wil ik 130 jaar met u teruggaan, naar 20 oktober 1880 om precies te zijn. Terug naar Abraham Kuypers rede ter inwijding van de Vrije Universiteit. Hij sprak toen in de Nieuwe Kerk over soevereiniteit in eigen kring en de verhouding tussen de staat en de samenleving. Het volgende citaat wil ik u niet onthouden. Let vooral op de hem zo typerende prachtige beeldspraken.
“De vrijheid wordt minstens even sterk binnen in elke kring door de zonde, als op de grens van die kring door de Staatsmacht bedreigd. Als men om duigen de band wil drijven, steekt men immers vuur in de duigenromp aan, en meer nog dan de hamerslag doet dat vuur van binnen ze krimpen. En zo ook is het met onze vrijheden. Er smeult, er walmt in de kern van elke levenskring een gloed van hartstocht, waar de spranken der zonde uit opspringen, en die onheilige brand, dat onzalige vuur ondermijnt de zedelijke levenskracht, verzwakt in elke kring het spanvermogen, en doet in het eind de hardste duigen buigen. Bij elke welgelukte aanslag op de vrijheid kan dus de Staat nooit dan medeplichtige zijn, hoofdschuldige blijft de plichtvergeten burger zelf, die, in zonde en zingenot zijn zedelijke spierkracht verslappend, de kracht tot eigen initiatief verloor.”
Kuyper spreekt hier over de vrijheid binnen de verschillende kringen en wat die vrijheden eigenlijk bedreigt. Hij heeft het over ‘de spranken der zonde’ die de zedelijke levenskracht van iedere kring aantast. Zonder het begrip dus te laten vallen, legt hij in deze toespraak een direct verband tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. De persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens afzonderlijk om zich af te vragen wat de gevolgen van zijn keuzes en gedrag zijn voor de gemeenschap. In de woorden van Kuyper: het is de ‘plichtvergeten burger’ die het spanvermogen van een levenskring teniet doet.
Meer dan een eeuw later, in 1991 om precies te zijn, stond verantwoordelijkheid ook centraal op het Christelijk Sociaal Congres. Aan het eind van het Congres was de conclusie dat de mens geroepen is tot verantwoordelijkheid. Dat is overigens heel wat anders dan een oproep aan een ieder tot het nemen van verantwoordelijkheid. Dat is te vrijblijvend. Alsof er een keuze bestaat tussen het nemen van verantwoordelijkheid of het negeren daarvan. De essentie is namelijk – dat vond ik toen als deelnemer aan het Congres en dat vind ik tot op de dag van vandaag – dat ieder mens vanuit zichzelf geroepen is tot verantwoordelijkheid. Dat ieder mens een plicht heeft om verantwoordelijk te handelen.
En daarmee doel ik niet op de zogenoemde functionele verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid die beperkt blijft tot het uitvoeren van de toegewezen taak en het exact nalopen van de regels. Nee, ik heb het dan over substantiele verantwoordelijkheid, waarbij iemand ook kijkt naar de implicaties van zijn gedrag, zijn uitspraken, zijn keuzes. En breder nog: naar de aard, zin en maatschappelijke betekenis ervan.
Vrijheid is altijd genormeerd. Vrijheid gaat hand in hand met verantwoordelijkheid. Vrijheid kan niet zonder moreel besef.
Tot zover de theorie. En dan nu de praktijk. Wat hebben we gezien de laatste jaren? Vrijheid in verantwoordelijkheid? Ik ben bang van niet.
We zitten nog middenin een financieel-economische crisis die in eerste aanleg is veroorzaakt door bankiers die alleen maar dachten aan het eigen gewin, door een doorgeschoten gelddenken, door een vorm van casinokapitalisme.
Men was de wijze les van de aartsvader van het economisch liberalisme vergeten. Ik heb het natuurlijk over Adam Smith, auteur van ‘The Wealth of Nations’ waarin hij sprak over de ‘invisible hand’ van de vrije markt. Maar wat velen niet beseffen, is dat diezelfde Adam Smith daarvoor al het boek ‘The Theory of Moral Sentiments’ had geschreven, waarin hij aangeeft dat de markt niet kan zonder moraal.
Een ander beroemd econoom, Michel Albert, gaf begin jaren negentig in zijn boek ‘Kapitalisme contra kapitalisme’ ook precies aan waar de schoen knelt. Volgens hem zijn er twee soorten kapitalisme. Het neo-Amerikaanse dat wordt beheerst door individueel succes, snel geld verdienen, kortetermijndenken en betrekkelijk geringe kwaliteit van de staat en de collectieve voorzieningen. Het Rijnlandse model aan de andere kant, kenmerkt zich door betere publieke voorzieningen, spaarzin, gemeenschapsgevoel en langetermijnperspectief. Het moge duidelijk zijn dat het Rijnlandse model de voorkeur geniet van de Fransman Albert.
Helaas hebben we moeten constateren dat de waarden en uitgangspunten van het Rijnlandse model bij velen de afgelopen jaren niet de boventoon hebben gevoerd. Niet verantwoordelijkheidsbesef en lange termijn denken domineerden, maar zelfverrijking en het centraal stellen van eigenbelang. En spijtig genoeg was dat niet alleen in de private sector het geval.
U herinnert het zich vast nog wel: de – terechte – ophef over die directeur van een woningcorporatie die zich liet rondrijden in een Maserati. Of de directie van een zorginstelling voor mensen met een beperking die zich voornamelijk druk maakte om de aanschaf van prestigieuze panden. Of wat te denken van de alsmaar terugkerende ophef over de directiesalarissen bij hulporganisaties die veel subsidiegeld uit het nationale ontwikkelingsbudget ontvangen. Het werd allemaal zo pijnlijk dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zich genoodzaakt ziet nu een onderzoek in te stellen.
Maar ook op het terrein van de rechtsstaat hebben we gezien dat vrijheid niet door iedereen wordt verbonden aan verantwoordelijkheid. Kijk naar de verhitte discussies over een van de meest fundamentele grondrechten die er in een democratische rechtsstaat bestaat: de vrijheid van meningsuiting. Ook daarvoor geldt naar mijn vaste overtuiging dat dit geen onbegrensde vrijheid is. Er bestaat niet zoiets als het recht op beledigen of het recht op kwetsen. Ook de vrijheid van meningsuiting gaat samen met verantwoordelijkheid.
Vrijheid zonder verantwoordelijkheid resulteert in grote maatschappelijke schade. Ik durf de stelling aan dat de manier waarop we momenteel op alle terreinen van het maatschappelijke leven met onze verantwoordelijkheden omgaan, heeft geleid tot morele armoede.
De vraag – zeg ik met een knipoog naar Kuyper – die zich dan opdringt is: Wat nu?
Hoe vergroten we het morele besef? Hoe onderhouden we onze vrijheden beter? Hoe krijgen we weer zicht op de zaken waar het werkelijk om draait in het leven?Na de financieel-economische crisis zien velen het antwoord in een grotere rol voor de overheid. Die opvatting deel ik in het geheel niet. We moeten nu niet van het ene uiterste – bijna onbeperkte vrijheid – doorschieten naar het andere – beknotting en bemoeienis door de staat. Integendeel zelfs.
Nee, waar het om gaat is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en samenleving. Ook nu is architectonische kritiek nodig om nog maar eens een verwijzing naar Kuyper te maken. Ook nu staat de deugdelijkheid van het maatschappelijk gebouw ter discussie. Ook nu zullen structuren moeten worden herijkt en zal er meer ruimte moeten komen voor de morele component. In het bedrijfsleven. In het maatschappelijke leven. En bij de overheid.
Bedrijven en ondernemers zouden zich bijvoorbeeld veel meer dan nu bezig moeten houden met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet omdat een ‘groen’, of ‘duurzaam’, of ‘sociaal’ imago goed is voor het imago en de verkoopcijfers. Maar omdat zij zich werkelijk verantwoordelijk voelen voor hun omgeving, voor de lange termijn en voor hun rol in dat geheel.
Ik deel de mening van Enno Masurel, hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan deze universiteit, dat maatschappelijk verantwoord ondernemen meer is dan ‘iets’ doen op het sociale en/of ecologische vlak. Dat is te vrijblijvend. Een onderneming moet streven naar het creeren van maatschappelijke waarde. Die maatschappelijke waarde is de optelsom van economische waarde, sociale waarde en ecologische waarde.
Bedrijven die deze boodschap goed begrepen hebben, zijn bijvoorbeeld DSM, TNT en Unilever. Vorige week las ik in de krant nog dat Unilever op de markt voor duurzame palmolie een absolute voortrekkersrol vervult. Maar ook op kleinere schaal kan een bedrijf serieus werk maken van het creeren van maatschappelijke waarde. Na het uitbreken van de financiele crisis, was ik in New York en daar bracht ik een bezoek aan het door een Nederlandse manager gerunde restaurant Rouge Tomate. Alles in, bij en van dit restaurant is duurzaam. Van de verf op de muren tot het eten wat daar geserveerd wordt. In die tijd waren er talloze restaurants die bij gebrek aan klandizie de deuren moesten sluiten. Maar Rouge Tomate floreerde. Mensen snakken naar een product dat duurzaam en verantwoord is.
Ook op maatschappelijk terrein is de behoefte aan moreel besef groter dan ooit. Ik denk daarom dat het absoluut noodzakelijk is om de spankracht van maatschappelijke instellingen, organisaties en initiatieven te vergroten. Het maatschappelijk middenveld is te veel verstatelijkt. Creativiteit en kracht krijgen door de dikke deken van regels, bureaucratie en beperkingen onvoldoende lucht . De sociale initiatieven, de professionals en de vrijwilligers hebben geen ruimte meer om hun verantwoordelijkheid te nemen. Zoals ik vorig jaar juni tijdens de opening van het Zijlstra Center for Public Control and Governance al aangaf, heb ik hoge verwachtingen van de rol die dit centrum kan spelen bij het herstellen van de balans tussen overheid en maatschappelijk middenveld.
Ook kan het Zijlstra Center wellicht een bijdrage leveren aan het oplossen van een ander pijnpunt binnen deze instellingen, namelijk de losgesneden band tussen burger en de maatschappelijke instelling. Werd die band vroeger nog gevormd doordat iemand lid was van een maatschappelijke organisatie, in de huidige tijd is de relatie geworden tussen die van een klant tegenover een dienstverlener. Nou heb ik op zich niets tegen verzakelijking, maar in deze context kunnen mensen eenvoudigweg geen verantwoordelijkheid meer nemen. Want zoals Jan Jacob van Dijk, mijn zeer gewaardeerde opvolger als hoogleraar Christelijk-sociaal denken over economie en maatschappij, ook constateert: “Mensen moeten kennis, zeggenschap en macht hebben om verantwoordelijkheid te dragen”.
En dan de overheid. Die is ook zeker niet gezuiverd van alle blaam. De hand van de overheid reikt nog te ver. Er zal werkelijk vertrouwen en ruimte gegeven moeten worden aan burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. ‘Let it be’, zongen de Beatles jaren geleden en dat lijkt me een prima uitgangspunt voor een overheid. Is dat dan niet het afschuiven van verantwoordelijkheid, hoor ik sommigen al roepen? Zeker niet, is dan mijn antwoord. Sterker nog: door de verantwoordelijkheid te leggen waar deze het best kan worden uitgevoerd, neemt de overheid juist zijn verantwoordelijkheid.
Kijk bijvoorbeeld naar ons stelsel van sociale zekerheid. Verantwoordelijkheid voor het eigen leven en de eigen toekomst maakte plaats voor verzorging door de overheid. Dat zag je in de wao, de ww, de bijstand. Iedere prikkel tot activering, tot eigen initiatief, tot verantwoordelijkheid ontbrak.
Als ik ergens blij om ben wat er de afgelopen jaren is gerealiseerd, dan is het wel dat die perverse prikkel is doorbroken. Mensen worden nu veel meer aangesproken op wat ze wel kunnen, in plaats van op wat ze allemaal niet meer kunnen. Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van hoe de overheid verantwoordelijkheid neemt, door de burger – de levenskringen zo u wilt – zelf meer verantwoordelijkheid te geven.
Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. We hebben meer moreel besef nodig in onze samenleving. Meer mensen die op een substantiele wijze invulling geven aan hun verantwoordelijkheid. Optimistisch als ik ben, zie ik de toekomst zonnig tegemoet. Omdat ik – zeker ook de afgelopen acht jaar – genoeg mensen en organisaties heb leren kennen die verder kijken dan hun eigen belang. Die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid en de gevolgen van hun keuzes en gedrag voor een ander. Die rekening houden met een ander. Die beseffen dat het bonum commune, het goed samenleven een kwestie is van moraal.“Er smeult, er walmt in de kern van elke levenskring en gloed van hartstocht”, om de woorden van Kuyper nog maar eens te herhalen. Bij het opstoken en brandend houden van dat vuurtje, zie ik ook een verantwoordelijkheid weggelegd voor universiteiten in het algemeen en de VU in het bijzonder. De intensieve verbondenheid met en betrokkenheid bij de samenleving zit in het dna van deze universiteit. Dat schept een verantwoordelijkheid. Voor deze instelling én voor de studenten die hier studeren en afstuderen. Maar als geen ander weet ik dat VU-alumni daar nooit voor zullen weglopen.
Ik wens u allen een inspirerend, mooi en perspectiefrijk jaar toe.