RVZ:De ene besnijdenis is de andere niet.
Array
Deze derde reden wekt de indruk dat de aanleiding om dit opmerkelijke standpunt te presenteren een interne beleidsoverweging is: de KNMG was strikt in de ene casus en moet dan ook strikt zijn in de andere casus die met (be-)snijden te maken heeft. En bepalend voor zowel de ene als de andere casus is de stelling die Professor Arie Nieuwenhuijzen Kruseman, voorzitter KNMG, kort en krachtig verwoordde als: “je snijdt niet in een gezond kindâ€.
De KNMG meent dat meisjesbesnijdenis en jongensbesnijdenis aan elkaar gelijk te stellen handelingen zijn, aangezien bij beide – volgens de KNMG – de lichamelijke integriteit wordt geschonden. Lichamelijke integriteit geldt in medisch-ethisch opzicht als een belangrijke (fundamentele) morele waarde; het is ook als mensenrecht erkend. Het is echter niet de enige morele waarde die of het enige mensenrecht dat geldt in deze casus. Die voorstelling van zaken is te simpel en te eenzijdig. Het standpunt van de KNMG is om die reden eenzijdig en versimpelend.
Jongensbesnijdenis is al eeuwenlang een religieus en/of cultureel gebruik in onder meer de Joodse en in de Islamitische traditie en moet binnen die context worden beoordeeld. Jongensbesnijdenis is een religieuze of culturele praktijk, geen medische handeling, die zich niet zomaar laat afschaffen door de KNMG omdat er “geen medisch voordeel†mee gediend wordt of omdat er soms ernstige complicaties kunnen optreden. Indien het oogmerk van de KNMG is complicaties te voorkomen, doet men er beter aan daartoe bevoegde medici de handeling te laten verrichten dan op te roepen tot afzien daarvan.
Het gaat bij jongensbesnijdenis niet alleen om de waarde van lichamelijke integriteit, maar ook om de godsdienstvrijheid en het recht van ouders hun kinderen naar eigen overtuiging groot te brengen. Ook dat zijn mensenrechten die in deze casus in het geding zijn en meewegen. De KNMG baseert zich in haar opvatting echter uitsluitend op de morele waarde van lichamelijke integriteit. Lichamelijke integriteit is niet de enige morele waarde en niet per se het doorslaggevende mensenrecht. De KNMG biedt geen ruimte aan verscheidenheid van religieuze en culturele tradities en gebruiken die al eeuwen maatschappelijk en juridisch zijn geaccepteerd. De KNMG zegt respect te hebben “voor de diepe religieuze, symbolische en culturele gevoelens die met de praktijk van niet-therapeutische circumcisie omgeven zijnâ€, maar dat respect weerklinkt niet in haar standpunt.
Er zijn ethische en juridische grenzen aan besnijdenis. In juridisch opzicht liggen die grenzen vast in wetgeving. Meisjesbesnijdenis is strafbaar en dus verboden, maar niet als apart delict: het geldt als een vorm van mishandeling. Jongensbesnijdenis wordt niet als mishandeling beschouwd. De opvatting van de KNMG dat jongensbesnijdenis “in een aantal opzichten een vergelijkbare ingreep is†als meisjesbesnijdenis is niet juist: de twee praktijken zijn in de meeste opzichten niet te vergelijken vanwege de omvang en de ernst van de schending van de lichamelijke integriteit bij bijna alle vormen van meisjesbesnijdenis. Een standpuntbepaling over meisjesbesnijdenis impliceert geenszins dat er een medische of maatschappelijke noodzaak is tot een discussie of standpuntbepaling over jongensbesnijdenis. In het advies over bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (2005) is daarom jongensbesnijdenis buiten beschouwing gelaten. Meisjesbesnijdenis en jongensbesnijdenis hebben een andere achtergrond, een onderscheiden omvang en onderling verschillende implicaties. De ene besnijdenis is de andere niet.
Gerefereerd wordt aan het advies van de Commissie Bestrijding Vrouwelijke Genitale Verminking. Dit was een ad hoc adviescommissie van de overheid die in 2005 aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het beleidsadvies ‘Bestrijding vrouwelijke genitale verminking’ heeft uitgebracht. De adviescommissie kreeg ondersteuning vanuit het secretariaat van de RVZ.
Bron: RVZ