De wijkverpleegkundige maakt het verschil tussen consultatiebureaus
ArrayDe meeste ouders zijn te spreken over het consultatiebureau en de schoolarts. De kwaliteit van de dienstverlening blijkt bij de consultatiebureaus sterk afhankelijk van de wijkverpleegkundige. Opmerkelijk minpunt is dat de doorverwijzing niet altijd soepel verloopt.
Nederlandse baby’s en peuters krijgen regelmatig een oproep van het consultatiebureau voor een preventief gezondheidsonderzoek. Zitten ze eenmaal op school dan gaan kinderen hiervoor naar de schoolarts. Deze komt langs in groep twee en groep zeven van de basisschool en in de tweede klas van de middelbare school. Met subsidie van VWS en ZonMw ontwikkelde het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) vier CQ-index vragenlijsten voor de jeugdgezondheidszorg. Eén vragenlijst gericht op consultatiebureaus en drie voor de verschillende preventieve onderzoeken door de schoolarts. Voor de vragenlijst voor middelbare scholieren zijn alleen dertien- en veertienjarigen geïnterviewd en in de lijst voor groep zeven is ook een aantal vragen voor kinderen opgenomen, verder zijn alle vragen gericht aan de ouders. Van alle vier de vragenlijsten zijn allereerst de psychometrische eigenschappen getoetst: is de vragenlijst bruikbaar en vraagt deze wel wat we willen weten?
Onderscheid
Van de vragenlijst voor consultatiebureaus is ook het discriminerend vermogen beoordeeld. Dat wil zeggen: is met de vragenlijst een onderscheid te maken tussen goede en minder goede consultatiebureaus? De lijst blijkt vooral gevoelig op vragen die te maken hebben met de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige maakt het verschil. Niet zozeer de arts en de assistenten of de accommodatie. Het totaaloordeel over de consultatiebureaus en de bezoeken aan de schoolarts is positief. Een minpunt dat eruit springt blijkt de doorverwijzing en samenwerking met andere zorgverleners. Ouders hebben daar minder goede ervaringen mee.
Tegenstrijdig
NIVEL-afdelingshoofd Jany Rademakers: “De jeugdgezondheidszorg heeft vooral een preventieve functie. Zolang het goed gaat en het kind gezond is, ben je er prima op je plek. Maar als er echt iets aan de hand is, worden kinderen niet altijd goed doorverwezen. Dan blijken adviezen nog al eens tegenstrijdig of loopt de samenwerking tussen consultatiebureau en andere zorgverleners niet soepel. Bij het consultatiebureau werd één op de vier kinderen doorverwezen. Een derde (31,8%) van de ouders van die kinderen was ontevreden over de verwijzing. Mensen vinden een goede doorverwijzing en samenwerking belangrijk, maar hebben er ook slechte ervaringen mee. Hier valt kwaliteitswinst te behalen.â€
CQ-index
Met een CQ-index is de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van patienten of clienten op een gestandaardiseerde manier in kaart te brengen. Op allerlei terreinen binnen de gezondheidszorg worden momenteel CQ-index vragenlijsten ontwikkeld. Want kwaliteit van zorg betekent niet alleen dat de zorg voldoet aan regels en richtlijnen van de overheid of de beroepsgroepen, maar ook dat rekening wordt gehouden met de wensen en verwachtingen van patienten, clienten of hun vertegenwoordigers. Het gaat bij dit CQI-onderzoek niet zozeer om het meten van de tevredenheid, maar om wat clienten belangrijk vinden en wat hun ervaringen zijn met de zorg. De systematiek van de CQ-index is ontwikkeld door het NIVEL, in samenwerking met de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC, met subsidie van Agis, de Stichting Miletus (een samenwerkingsverband van verzekeraars) en ZonMw.
Bron: NIVEL