Decanen geneeskunde botsen met Belgische artsenvakbond

Array

Statuut huisartsen-in-opleiding: Universiteiten zeggen ‘NEEN’ aan de Commissie Artsen-Ziekenfondsen.
artsArtsen in opleiding (tot huisarts of specialist), verzorgen tijdens de opleiding patienten, en worden hiervoor vergoed. Voor de specialisten is sinds de jaren ’80 een specifiek statuut uitgewerkt ‘Sui generis’, met een beperkte sociale zekerheid en dit statuut wordt uitbetaald door universitaire ziekenhuizen of de ziekenhuizen waar de opleiding plaatsvindt. Huisartsen-in-opleiding worden echter betaald als zelfstandige, door de huisarts-stagemeester (de praktijkopleider) in de praktijk waar ze worden opgeleid. Deze huisarts-stagemeester wordt hiervoor gedeeltelijk vergoed door de ziekteverzekering. Huisartsen-in-opleiding hebben momenteel slechts een beperkte bescherming bij ziekte, zwangerschap, hebben geen recht op kinderbijslag…

Tot op heden hebben de vakbonden zich weinig aangetrokken van de soms slechte arbeidsvoorwaarden van de HIBO’s. Ze hoeven zich nu ook niet te mengen in wat volgens de universiteiten een deel uitmaak van de opleiding en niets te maken heeft met prestatiegeneeskunde.De ontwikkeling naar een beter sociaal statuut voor de haio’s kwam in een stroomversnelling toen minister Onkelinx via een Koninklijk Besluit aankondigde dat tegen 1 juli 2009 een nieuw statuut moest gerealiseerd worden. Dokter Marco Schetgen, huisarts en adviseur op het kabinet van minister Onkelinx, heeft in de voorbije 2 jaar met zeer veel inzet en deskundigheid alle partijen rond de tafel gebracht en een goed afgewogen voorstel uitgewerkt: er zouden 2 v.z.w.’s worden opgericht die een vergoeding zouden uitbetalen aan de huisartsen-in-opleiding waarin naast een vormingstoelage en sociale zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de maandelijkse vergoeding in geval van ziekte ook een verzekering beroepsaansprakelijkheid, een groepsverzekering, alsmede een ongevallenverzekering zouden worden voorzien. Het beheer van deze v.z.w.’s (coördinatiecentra genaamd) voorzag een vertegenwoordiging van de universiteiten, van de praktijkopleiders en een niet stemgerechtigde deelname van de huisarts in opleiding aan het beleid. Overeenkomsten tussen de coördinatiecentra, RIZIV, praktijkopleiders en huisartsen-in-opleiding werden uitgetekend. Doordat de praktijkopleider niet meer rechtstreeks de huisarts-in-opleiding moest betalen, zou een veel zuiverder ‘pedagogische begeleiding’ van de jonge artsen kunnen ontstaan.

Alles was goed onderhandeld en afgesproken, toen het Belgisch Verbond van Artsensyndicaten (BVAS) , op de vergadering van de Commissie Artsen-Ziekenfondsen van 30 maart, waar de budgettaire implicaties werden bekeken, plots eiste dat de coördinatiecentra paritair zouden beheerd worden door de universiteiten en artsensyndicaten die tot nu toe nauwelijks interesse betoonden voor het lot van de huisartsen-in-opleiding. Als universiteiten kunnen wij dit niet aanvaarden: het gaat hier immers om een vergoeding voor activiteiten in de zorg, gepresteerd door studenten, ingeschreven voor de opleiding opleiding ‘Master-na-master in de Huisartsgeneeskunde’, tijdens en in het kader van hun opleiding. Overigens kan men zich afvragen of de Commissie Artsen-Ziekenfondsen bevoegd is om over deze middelen, die niet terechtkomen in de prestatiegeneeskunde en niet het voorwerp uitmaken van de nomenclatuur van medische verstrekkingen, beslissingen te nemen.

Het probleem ligt echter veel fundamenteler: de ware agenda van BVAS is dat zij niet wensen dat in de toekomst, de opleiding tot specialist, ook een universitaire ‘master-na-master’-opleiding wordt. Als artsensyndicaat wensen zij (zoals de middeleeuwse ‘gilden’), controle uit te oefenen op de opleiding van specialisten. De opleiding van artsen is echter de bevoegdheid van de gemeenschappen (onderwijs), de erkenning en toegang tot het RIZIV daarentegen is een federale bevoegdheid, waar de artsensyndicaten paritair met de universiteiten in de erkenningscommissie zijn vertegenwoordigd. Als universiteiten hechten wij een zeer groot belang aan de verbetering van het sociaal statuut van de huisartsen-in-opleiding. Dan garandeert dat een voldoende instroom van kandidaten voor de huisartsenopleiding en dus ook toekomstige huisartsen.

Prof.dr. Bert Aertgeerts, Academisch centrum voor Huisartsgeneeskunde, Katholieke Universiteit Leuven
Prof.dr. Jan De Maeseneer, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, Universiteit Gent
Prof.dr. Dirk Devroey, Vakgroep Huisartsgeneeskunde Vrije Universiteit Brussel
Prof.dr. Paul Van Royen, Centrum voor Huisartsenopleiding, Universiteit Antwerpen
Prof.dr. Alain Dupont, Decaan Faculteit Geneeskunde en Farmacie, VUB
Prof.dr. Bernard Himpens, Decaan Faculteit Geneeskunde, KULeuven
Prof.dr. Eric Mortier, Decaan Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Gent
Prof.dr. Paul Van de Heyning, Decaan Faculteit Geneeskunde, Universiteit Antwerpen

Bron: Medinews

Recente artikelen