Kwaliteit FTO-groepen opnieuw gestegen
ArrayVan de 610 onderzochte FTO-groepen zit 50 procent in 2007 op een van de nagestreefde niveaus 3 of 4. Het functioneren op (het hoogste) niveau 4 vertoont door de jaren heen een gestage stijging: van 8 procent in 2002 tot 39 procent in 2007. Ten opzichte van 2006 is dit percentage gestegen met 5 procent. Dit blijkt uit de jaarlijkse peiling van de kwaliteit van het farmacotherapieoverleg (FTO) van DGV, Nederlands instituut voor verantwoord medicijngebruik onder de 800 FTO-groepen.
Het FTO is een plaatselijk overleg tussen huisartsen en apothekers. Binnen het FTO worden indicaties voor behandeling met geneesmiddelen besproken en afspraken gemaakt over voorkeursgeneesmiddelen. Een kwalitatief goed FTO leidt aantoonbaar tot een beter en doelmatiger geneesmiddelengebruik. Die kwaliteit wordt met name bepaald door het werken met voorschrijfcijfers en het maken van afspraken over het voorschrijven van geneesmiddelen. De indeling in niveau 1 tot en met 4 is gebaseerd op de scores op een zestal indicatoren. Wordt alleen gekeken of de FTO-groepen met voorschrijfcijfers hebben gewerkt en afspraken hebben gemaakt (de twee belangrijkste indicatoren van goed FTO) dan voldoet 80% van de FTO-groepen in 2007 hieraan. Dit percentage toont aan dat FTO-groepen in Nederland op een hoog niveau functioneren, maar dat in een aantal gevallen vaker of langer vergaderd moet worden, samen (voor)overlegd moet worden, of één afspraak meer moet worden gemaakt.
Verder maakt de peiling duidelijk dat regio's onderling verschillen in kwaliteit van FTO. Dit geeft echter door de jaren heen geen consistent beeld. Sommige regio's die eerder in een stijgende lijn zaten vertonen nu een daling, en omgekeerd. In de regio's waar zorgverzekeraars actief professionalisering- of kwaliteitsprojecten stimuleren zijn meer goed functionerende FTO-groepen. Dit bevestigt de belangrijke rol die de zorgverzekeraars kunnen spelen in de kwaliteitsverbetering van het FTO. Twee regio's springen er duidelijk uit; dit zijn Noord-Holland-Noord (85%) en Rijnland & Midden-Holland (81%). In deze regio's zijn de zorgverzekeraars Univé (NHN) en Zorg en Zekerheid (R&MH), met steun van DGV, actief in de kwaliteitsverbetering van FTO.
Polyfarmacie, therapietrouw en herhaalreceptuur zijn populaire onderwerpen voor het FTO. Van alle groepen heeft 59 procent een of meer van deze onderwerpen in het FTO behandeld. Ook het onderwerp cardiovasculair risicomanagement staat hoog op de agenda. In 2006 zijn de multidisciplinaire richtlijn en de daaraan gelijke NHG-standaard Cardiovasculair Risicomanagement verschenen. In de afgelopen twee jaar heeft 70 procent van de FTO-groepen dit onderwerp behandeld.
In de peiling is ook gevraagd naar de invloed van de farmaceutische industrie op het FTO. Hoewel de meerderheid van de FTO-groepen (58%) de farmaceutische industrie buiten het FTO houdt, zijn er grote regionale verschillen te zien. In de districten Zwolle-Flevoland, Friesland en Westland-Schieland-Delfland maken FTO-groepen relatief weinig gebruik van ondersteuning door de industrie (25-27%); terwijl in de districten Limburg, Utrecht en Zuid-Holland-Zuid de invloed van de farmaceutische industrie op het FTO dubbel zo groot is. Het individueel ontvangen van artsenbezoekers is zowel bij artsen als apothekers nog steeds in trek; 40 procent van de huisartsen en 60 procent van de apothekers krijgt regelmatig vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie op bezoek.
De respons op de FTO-peiling was hoog: 80 procent van de ruim 800 FTO-groepen in Nederland heeft informatie verstrekt. De peiling is dus zeer representatief voor het functioneren van het FTO in Nederland.
Voor vragen over dit persbericht kunt u contact opnemen met Lia van Schaijk, stafadviseur communicatie DGV, tel 030 291 62 16 of e-mail [email protected]. Zie ook Samenvatting FTO-peiling 2007 op deze website. U kunt het volledige rapport van de FTO-peiling 2007 en de FTO-landkaart 2007 waarin de regionale verschillen inzichtelijk zijn gemaakt hier als pdf downloaden.