Nieuwe verklaring bijwerking serotoninebevattende antidepressiva gevonden
ArrayHoe geluksstof serotonine ook angst zaait in het brein
Een internationale studie, waar het Radboudumc aan meewerkte, heeft een mogelijke verklaring gevonden voor de veelvoorkomende bijwerking van antidepressiva: ernstige angstklachten in de eerste dagen van gebruik. De wetenschappers brachten een nieuwe route in kaart waarlangs de signaalstof serotonine angst reguleert in het brein. Opheldering van deze route maakt het mogelijk medicijnen te testen die deze bijwerking kunnen opheffen. De resultaten van het onderzoek verschenen onlangs in Nature.
Serotonine speelt een belangrijke rol in de regulering van emoties. Afwijkingen in het serotoninesysteem kunnen leiden tot angstklachten of depressies. Als behandeling hiervoor slikken veel mensen antidepressiva in de vorm van serotonineheropnameremmers, ook bekend als SSRI’s. Deze middelen verhinderen de heropname van serotonine in de hersenen, waardoor deze stof langer actief blijft in de verbindingen tussen zenuwcellen. Dit leidt onder andere tot onderdrukking van angstsymptomen, waardoor patiënten zich beter voelen
Imaginaire angst
Veel angstonderzoek richt zich op het hersengebied de amygdala. Hoge concentraties serotonine leiden daar namelijk tot demping van angstreacties. In de huidige studie verlegden de wetenschappers hun aandacht echter naar de bed nucleus, een gebied in het centrale deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor de regulatie van basale emoties. Recent is duidelijk geworden dat dit gebied ook een rol speelt in de angstregulatie. “De amygdala en de bed nucleus zijn als broer en zus,” zegt Tamas Kozisc die vanuit het Radboudumc betrokken was bij het onderzoek. “We denken dat de bed nucleus een eigen rol speelt in de regulatie van angst. Er zijn aanwijzingen dat de amygdala vooral een rol speelt bij angst voor reële gebeurtenissen, terwijl de bed nucleus meer een rol speelt bij imaginaire angsten, zoals fobieën.”
Angstroute in kaart
Om de angstroutes in het brein in kaart te brengen, schakelden de onderzoekers individuele zenuwcellen bij muizen aan of uit, en bestudeerden gedragsveranderingen in detail. De onderzoekers zagen dat een angstreactie leidt tot afgifte van serotonine in in de hersenstam, waarna de stof vervolgens terecht komt in de bed nucleus. De serotonine activeert daar een serie zenuwcellen (CRF-neuronen) die uiteindelijk uitkomen bij twee hersengebieden waar complexere hersenfuncties worden geregeld, zoals het beloningssysteem en alertheid. Verhoogde activiteit van deze CRF-neuronen versterkt via deze route de gevolgen van stress en angst.
Tegengesteld effect
In de bed nucleus stimuleren antidepressiva de signalen van de CRF-neuronen, aangezien deze neuronen ‘luisteren’ naar serotonine. Hierdoor blijft het versterkende effect op angst langer actief. Dit is dus een tegenovergesteld effect van de werking van SSRI’s in de amygdala. Daar duurt het echter even voordat het angstremmende effect optreedt, terwijl de effecten in de bed nucleus direct zijn. Op korte termijn leiden de SSRI’s dus juist tot een toename van angstklachten. Pas na enkele weken lijkt er een nieuw serotonine-evenwicht in de hersenen te ontstaan, wat leidt tot afname van angst en depressie. Hoe dit precies werkt is nog niet bekend.
Tamas Kosizc: “De bed nucleus is een heel basaal hersenonderdeel dat veel overeenkomsten vertoont tussen muis en mens. We kunnen aannemen dat het door ons beschreven systeem bij mensen ook zo werkt. Vervolgonderzoek met behulp van MRI zou uit kunnen wijzen of SSRI’s ook bij mensen invloed hebben in de bed nucleus en of zogenaamde CRF-blokkers de bijwerkingen van de SSRI’s kunnen tegengaan.”
Bron: Radboudumc