Patiënten cryoablatie tekenden informed consent voor deelname studie Erasmus MC
ArrayNRC, Erasmus MC en gegevens in de studie spreken elkaar tegen over gewraakte cryoablatiestudie.
Het Erasmus MC reageert op berichtgeving in de media over een behandeling met een cryo-ablatie met de Arctic Front Advance Cardiac CryoAblation Catheter tegen boezemfibrilleren in 2005. Het NRC stelt dat het Erasmus MC in Rotterdam 141 hartpatiënten heeft behandeld met de Arctic Front Advance Cardiac CryoAblation Catheter zonder ze in te lichten over het gebruikt van de nieuwe cryoablatiecatheter in studieverband. In de betreffende studie staat echter dat tussen augustus 2005 en augustus 2007, een cryothermal ballon behandeling werd gebruikt voor 141 patiënten die werden geselecteerd vanwege paroxysmale AF. Alle patiënten tekenden een informed consent.
Het betreft in elk geval geen pre-martketonderzoek, omdat het NRC zelf aangeeft dat de catheter in juli 2005 op de markt gekomen.
Gerelateerde studies
- Van Belle Y, Janse P, Rivero-Ayerza MJ, Thornton AS, Jessurun ER, Theuns D, et al. Pulmonary vein isolation using an occluding cryoballoon for circumferential ablation: feasibility, complications, and short-term outcome. Eur Heart J 2007; 28:2231–2237.)
- Pulmonary vein isolation using an occluding cryoballoon for circumferential ablation: Feasibility, complications, and short-term outcome
Publicatie van een onderzoek van NRC Handelsblad bracht deze, door het Erasmus MC weersproken, misstand aan het licht. Het gaat om onderzoek in de periode van augustus 2005 tot augustus 2007. Patiënten zouden niet geïnformeerd zij dat zijn onderdeel van een studie waren. Volgens een woordvoerder van het Erasmus MC was er geen sprake van een medisch-wetenschappelijk onderzoek, waardoor instemming van de patiënten niet nodig was. In de studie bij deze 141 patiënten staat dat alleen een informed consent tekenden.
Vast staat dat de cryoballon in 2005 op de markt kwam en Europees gecertificeerd was. Het Erasmus MC stelt daarnaast dat er was sprake van de verfijning van een al veel langer bestaande behandeling. De woordvoerder van Erasmus MC. Dat data van alle patiënten zijn bijgehouden, was niet vanwege een wetenschappelijke studie, aldus de woordvoerster. ‘Het was meer een soort klinische follow-up, zoals we eigenlijk altijd doen.’, aldus de woordvoerder. De studie geeft een andere opzet aan.
Het Erasmus MC vindt het spijtig dat, volgens berichtgeving in de media, bij enkele patiënten onduidelijkheid is ontstaan over hun behandeling met een cryo-ablatie tegen boezemfibrilleren. Zij menen in 2005 een experimentele behandeling te hebben ondergaan zonder dat zij daar de volgens hen verplichte toestemming voor hebben verleend. Het is altijd onze intentie iedere patiënt de beste behandeling te geven en zo goed mogelijk te informeren. Juiste informatie geven zien wij als een vanzelfsprekend onderdeel van goede zorg.
Goedgekeurd
Cryo-ablatie is een behandeling voor patiënten met hartritmestoornissen die niet reageren op medicamenteuze behandeling. Cryo-ablatie gebeurt middels hartcatheterisatie. De cryo-ballonkatheter werd in het Erasmus MC in 2005 geïntroduceerd toen deze goedgekeurd was voor gebruik in Europa (CE-certificatie). Het betrof geen behandeling in het kader van medisch wetenschappelijk onderzoek. Er was sprake van de verfijning van een al veel langer bestaande behandeling, aldus het Erasmus MC.
Verder stelt het Erasmus MC:
“De nieuwe katheter had als voordeel dat deze preciezer en effectiever was (de plaatsing van een ballon op de katheter maakt dat je de te behandelen plek preciezer kunt raken) en het risico op complicaties kleiner was dan bij de behandeling die er al was. Dit is later ook gebleken en deze behandeling is nu dan ook internationaal de standaard.
Procedure
Patiënten zijn op de gebruikelijke wijze vooraf geïnformeerd over hun behandeling. Dit is vastgelegd in hun medisch dossier en is een reguliere procedure bij ingrepen met een complicatierisico.
Routine
Alle controles behoorden tot de normale klinische routine en werden uitgevoerd in het belang van de patiënt. De gegevens zijn, zoals dat hoort, opgeslagen in de dossiers van de patiënten.
Als men de studie opzet leest van de gepubliceerd dat van de studie klopt de onderstaande verklaring van het Erasmus MC niet.
In het onderzoek staat:
Methods
Inclusion
Between August 2005 and August 2007, a cryothermal balloon approach was used for all consecutive patients who were selected for circumferential PVI because of paroxysmal AF. All patients signed an informed consent. Inclusion criteria for ablation were symptomatic paroxysmal AF without major structural heart disease (normal left ventricular ejection fraction, no or only minor mitral insufficiency, normal to slightly enlarged left atrial diameter, assessed in the long parasternal axis). None of the patients had previously been ablated in the left atrium, and all of them had episodes of AF despite concomitant anti-arrhythmic drug (AAD) treatment.
Screening before and assessment after ablation
Event recording
During 1 month before ablation, patients were instructed to use an event recorder for transmitting a daily transtelephonic 30 s ECG strip at a fixed hour. When symptoms were experienced, additional strips could be sent. This was continued until 3 months after ablation. The obtained ECG strips were coded as sinus rhythm, atrial flutter, atrial tachycardia, or AF. The AF burden was defined as the percentage of days on which an AF episode was transmitted. The compliance of patients with this follow-up method was monitored, and when no data were sent in, they were reminded to do so.
24 h Holter
All patients were scheduled for 24 h Holter recording at baseline and at 3 months follow-up. Thereafter, additional recordings were made at the physician’s discretion as guided by patient complaints. Each Holter was analysed for the presence of AF, runs of atrial tachycardia, and atrial premature beats. Sustained AF was defined as lasting for more than 30 s. If AF was present during the entire recording, it was coded as continuous. The time in AF was measured.
Quality of life questionnaire
All patients were asked to fill out a questionnaire pertaining to their complaints before ablation and at 3 months after PVI. Both the frequency and the duration of AF-related complaints were graded according to a previously described and validated protocol.6,7 After ablation, they were asked to grade their overall improvement at 3 months.
Outpatient screening and follow-up
All patients were evaluated by one of two qualified physicians (L.J. and Y.V.B.) before ablation and at 3-month intervals after ablation. At these times, an extensive history, physical examination, and 12-lead ECG recordings were made. Transthoracic echocardiography and multislice CT were performed at baseline and at 3 months. Echocardiography was used to measure the left atrial dimensions and calculate the left atrial volume. Multislice CT was used to create a 3D anatomical reconstruction of the left atrium and to measure the ostial dimensions of the pulmonary veins. During these scheduled outpatient visits, additional rhythm registrations and cardiac imaging were performed at the physician’s discretion to investigate complaints or register recurrence of AF. The same was done at unscheduled visits at the outpatient clinic and at the emergency department.
Procedure
A detailed description of the cryoballoon ablation procedure has been given in a previous report.6 A cavo-tricuspid isthmus ablation was performed in seven patients because of documented isthmus-dependent flutter. The cryoballoon size was selected upon availability until February 2007 and had to be larger than the PV diameter on the CT scan. From February 2007 on, the 28 mm size was preferred. Redo procedures were performed with the same protocol as the primary procedure.
Anti-arrhythmic drugs
Anti-arrhythmic drugs were stopped 1 week before ablation. After the PVI, patients were given their habitual drug regime until 3 months after ablation. If no recurrence during the first 3 months was observed, the AADs were stopped. If recurrences were limited to the first month or if a reduction of AF burden was obtained of more than 90%, AADs were stopped at 3 months. If not, either the drug regime was altered or a redo procedure was advised. If recurrence occurred after AAD cessation, they were restarted and altered if necessary.
Endpoints
Recurrence of AF was defined as the presence of at least one recording of AF after ablation, regardless of its origin (12-lead ECG, transtelephonic rhythm strip, 24 h Holter recording, unsolicited tracing). Additional endpoints were improvement of quality of life as perceived by the patient, reduction of AF burden with ?90%, and disappearance of AF on the 24 h Holter recording. The advice for a second procedure was based on the presence of early and late symptomatic recurrence under AAD. Finally, the results were reported according to the HRS/EHRA/ECAS recommendations.1
Follow-up after the second procedure
The follow-up after a second PVI was performed in the same way as the first procedure, omitting the baseline Holter and event recording.
Statistical analysis
Continuous variables were expressed as mean ± SD if normally distributed, or otherwise by median. Continuous variables were evaluated using Student’s t-test or one-way analysis of variance. Categorical variables were expressed as percentages. The ?2 test was used for the analysis of categorical variables. A paired non-parametric test was used when appropriate. The Wilcoxon rank test was used to compare the change in symptom frequency and duration scores over time for each patient. Actuarial event-free rates from atrial fibrillation were calculated according to the Kaplan–Meier method and were compared by use of the log-rank test. The level of statistical significance was set at 0.05.