Zwangere vrouwen niet standaard screenen op psychische gesteldheid
ArrayVerloskundigen overal op de wereld zijn getraind om er extra op te letten: de psychische gesteldheid van zwangere vrouwen. Maar aan het begin van de zwangerschap blijkt het vooralsnog moeilijk te voorspellen welke vrouwen na de bevalling een verhoogd risico hebben op het krijgen van angst- of depressieklachten. Daarom heeft het volgens UMCG-onderzoekster Judith Aris ook weinig zin om een algemene screening in te voeren aan het begin van de zwangerschap om zulke klachten te voorkomen.
Ongeveer tien tot vijftien procent van alle vrouwen heeft tijdens de zwangerschap of na de bevalling last van angst- en/of depressieklachten. Verhoogde stress tijdens de zwangerschap kan leiden tot problemen bij het kind, zoals bijvoorbeeld gedragsproblemen, maar het is onduidelijk hoe deze relatie precies is. Aris bestudeerde de invloed van traumatische gebeurtenissen (zoals het overlijden van een dierbare, of horen dat de baby misschien niet gezond is) tijdens de zwangerschap. Ook onderzocht ze of twee veelgebruikte vragenlijsten in het herkennen van huidige klachten ook bruikbaar zijn om te voorspellen welke vrouwen meer kans hebben op het ontwikkelen van angst- en depressieklachten na de bevalling.
Aris verwachtte dat stressvolle gebeurtenissen die direct samenhangen met de zwangerschap of de bevalling meer impact zouden hebben op de angst- en depressieklachten van de moeder dan gebeurtenissen die niet verband houden met de zwangerschap. Op basis van haar onderzoek concludeert ze dat dit juist andersom blijkt te zijn. Daarnaast ging Aris onder twee groepen van 1.620 en 4.865 zwangere vrouwen na of twee vragenlijsten die veel gebruikt worden in het herkennen van angst- of depressieklachten, de Edinburgh Postnatal Depression Scale en de State and Trait Anxiety Inventory, ook gebruikt kunnen worden om te voorspellen welke vrouwen een verhoogd risico hebben op dergelijke klachten na de bevalling. In beide gevallen correspondeerde een lage score terecht met een laag risico op klachten na de bevalling. Maar dit bleek opvallend genoeg niet te gelden voor een hoog risico. Aris pleit voor meer onderzoek naar risicofactoren, om te voorkomen dat vrouwen behandeld worden voor klachten die ze uiteindelijk niet krijgen.
Judith Aris (1984) studeerde gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut SHARE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd betaald door ZonMW. Aris werkt als projectleider bij het Lifelines-onderzoek.
Proefschrift: http://hdl.handle.net/11370/2653f67f-fb1c-4479-81c4-752aefe88015