Seksuele opwinding onderdrukt gevoelens van walging
ArrayBij een wilde nacht met een geliefde blijft het doorgaans niet bij het uitwisselen van wat speeksel. Over en weer komen de partners – letterlijk – in aanraking met intieme lichaamsdelen en -sappen. Toch voelen diezelfde mensen ’s morgens op zijn minst een lichte aarzeling als ze elkaars tandenborstel moeten gebruiken. Waarom? Dat heeft alles te maken met walging, ontdekte Charmaine Borg. Zij is onderzoeker bij het Universitair Medisch Centrum Groningen en de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze 9 december promoveert.
Borg onderzocht verschillende factoren bij penetratie-gerelateerde disfuncties, zoals pijn bij penetratie (dyspareunie) of vaginisme, waarbij vrouwen helemaal niet in staat zijn om iets in hun vagina in te brengen. Verrassend resultaat
Bij aanvang van haar onderzoek verwachtte Borg dat vrouwen met vaginisme meer walging zouden uitdrukken bij het zien van seksuele handelingen dan vrouwen zonder klachten. Dat bleek niet het geval te zijn. ‘Bij hersenscans bleek dat vrijwel alle vrouwen bij beelden van penetratie op dezelfde manier reageerden als op beelden van walgstimuli als bedorven voedsel, vieze wc’s of verwondingen en verminkte lichamen. Ook de vrouwen zonder seksuele problemen.’ Het was één van de grote verrassingen van haar onderzoek, vindt Borg. ‘Seksuele opwinding is blijkbaar een enorm krachtig middel om die walging te onderdrukken. Maar zodra de opwinding voorbij is kom je weer tot ‘bezinning’.
Opdrachten
Om deze veronderstelling te testen vroeg Borg drie groepen vrouwen om een aantal opdrachten uit te voeren. De taken die de vrouwen kregen waren of seksueel van aard of niet direct gerelateerd aan seks en varieerden van het nemen van een slok water waarbij er een grote kakkerlak in het glas zat tot het met een vinger aanraken van een nat en gebruikt condoom. Hierbij bleek dat experimenteel uitgelokte seksuele opwinding er inderdaad voor zorgde dat proefpersonen de voorheen ervaren walgelijke stimuli minder walgelijk vonden. Daarnaast toonden ze een grotere bereidheid om de ‘walgelijke’ opdrachten uit te voeren (een slok van het water met kakkerlak nemen).
Bij vrouwen met vaginisme is dit niet het geval. Wellicht wordt bij seksuele opwinding bij deze vrouwen het gevoel van walging niet onderdrukt, afgemeten aan de levator alesque nasil, de spier die gebruikt wordt om de neus op de trekken. Borg: ‘Vrouwen met seksuele penetratieproblemen uitten duidelijk meer walging dan seksueel gezonde vrouwen. Het is zeer goed mogelijk dat ze daardoor meer spieren onbewust of zelfs bewust aanspannen’, denkt Borg. ‘Maar al zijn ze zich daarvan bewust, dat betekent niet dat ze er ook wat aan kunnen doen.’
Bijgestelde reactie
Uit metingen waarbij de verschillende testgroepen keken naar een vrouwvriendelijke pornofilm, bleek ook dat deze duidelijk meer walging opriep bij vrouwen met vaginisme of dysparunie dan de bij klachtenvrije vrouwen. Bij navraag achteraf gaven alleen vrouwen met vaginisme aan dat ze penetratie inderdaad associëren met ‘vies’. In tegenstelling tot de vrouwen met dysparunie. Borg: ‘Bij metingen reageerden ze met walging, maar blijkbaar stellen zij die initiële associaties bij als ze de tijd hebben om hierover na te denken.’ Dit is wellicht een verklaring waarom vrouwen met dyspareunie uiteindelijk wél in staat zijn tot geslachtsgemeenschap. Al is het met pijn.
De behandeling van vaginisme is weliswaar heel effectief – het succespercentage van behandelingen ligt op zo’n 98 procent – maar dat betekent niet dat beide partijen er van kunnen genieten. Borg: ‘Het lukt uiteindelijk vaak wel om geslachtsgemeenschap te hebben, maar als echt prettig wordt het niet ervaren, onder meer omdat het gevoel van walging gelijk blijft.’
Verschillen in angst en walging
Ook de angst voor pijn speelt uiteraard een belangrijke rol bij vrouwen met vaginisme of dyspareunie. Maar al liggen angst en walging als emotie heel dicht bij elkaar, er zijn verschillen, stelt Borg. De resultaten van haar onderzoek bieden volop aanknopingspunten voor verder onderzoek naar een mogelijke oplossing voor vrouwen met vaginisme of dyspareunie.
Curriculum Vitae
Charmaine Borg (Malta, 1981) studeerde Mental Health Sciences aan King’s College, University of London. Ze deed haar promotieonderzoek bij de afdeling Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie met een Malta Government Scholarship. De titel van het proefschrift is ‘Sex, disgust, and penetration disorders’. Promotors zijn prof.dr. P.J. de Jong (RUG) en prof.dr. W.C.M. Weijmar Schultz (UMCG). Copromotor is dr. J.R. Georgiadis van het Neuro Imaging Center (UMCG/RUG). Borg gaat met dit onderzoek door als postdoc.
Bron: UMCG