‘Screeningstrials melden zelden nadelen’
ArrayOnderzoeksverslagen naar de effectiviteit van kankerscreening kwantificeren ‘zelden’ de nadelen van het bevolkingsonderzoek. Van 57 trials in het Cochrane-register en elders meldden 2 het aantal fout-positieven en 4 de overdiagnoses, 5 de negatieve psychosociale gevolgen, 11 (19%) somatische complicaties en 27 (47%) het gebruik van invasieve vervolgprocedures. De effecten op de totale sterfte kwam in 34 (60%) van de artikelen aan bod. De mediane oppervlakte die in de resultatensecties werd ingeruimd voor de negatieve kanten van screening was 12%.
Dit concluderen Bruno Heleno van de Universiteit van Kopenhagen en collega’s in een literatuuroverzicht in BMJ (2013; epub 16 september). Het was nog een hele toer, schrijven zij, om alle gegevens van de trials bijeen te vegen – de 57 trials werden beschreven in 198 artikelen, soms werden controlegroepen in een ander artikel beschreven dan de gescreende groepen, en de onderzoekers moesten hun protocollen een paar keer aanpassen. Een resultaat beschouwden zij als ‘gekwantificeerd’ als het ergens expliciet werd genoemd en er absolute aantallen of incidentieratio’s bij werden gegeven.
De artikelen meldden over het algemeen wel de kankerspecifieke sterfte en incidentie (83% en 89%), maar zwegen gemeenlijk over de volgens de auteurs ‘twee belangrijkste nadelen van screening’: fout-positieven en overdiagnose. Slechts 1 trial becijferde hoeveel deelnemers waren gestopt wegens ongewenste bijwerkingen.
‘Wij zagen dat weinig trials voldeden aan onze criteria voor minimale rapportage van nadelen’, aldus de auteurs. Zij erkennen dat er nog veel discussie is over de mogelijkheden en de noodzaak alle bijwerkingen in cijfers te vangen, maar menen toch dat voor een afgewogen oordeel van voor- en nadelen ‘komende trials deze data moeten verzamelen en vermelden’. Ook de CONSORT-regels voor het rapporteren van klinische trials zouden wat screeningstrials betreft kunnen worden aangescherpt, stellen zij.
Bron: NTvG/Hans van Maanen