NOAC: Minder complexe antistollingsmiddelen, voordeel voor trombosepatiënt
ArrayRapport over patiëntenperspectief nieuwe orale antistollingsmiddelen is helder:
Een werkgroep1 van patiëntdeskundigen oordeelt dat op vijf van zes patiëntencriteria, relevante verbeteringen optreden wanneer patiënten met veneuze trombose en longembolie de nieuwe orale antistollingsmiddelen ( NOAC’s) gebruiken in plaats van klassieke orale antistollingsmiddelen (VKA’s). Patiëntenkennis en -ervaring werden tot nog toe niet betrokken bij de beoordeling voor opname van de nieuwe orale antistollingsmiddelen voor trombose en longembolie in de zorgverzekering. Van de ruim 57.000 patiënten2 met veneuze trombose en longembolie wacht een deel op verzekering van deze nieuwe orale antistollingsmiddelen. Vandaag is een rapport met argumenten vanuit patiëntenperspectief met begeleidende brief verstuurd naar minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Levensbedreigende aandoening
Veneuze trombose en longembolie zijn acute en soms levensbedreigende aandoeningen, waarvoor direct behandeling met antistollingsmiddelen nodig is. Veneuze trombose en longembolie worden gezien als een en dezelfde ziekte onder de naam VTE. Het merendeel van de patiënten die met een longembolie in het ziekenhuis komen heeft een onderliggende veneuze trombose zonder klachten, terwijl bij ongeveer de helft van de patiënten die met een veneuze trombose bij de huisarts komen een longembolie gevonden kan worden zonder dat deze klachten geeft. Tot voor kort waren patiënten voor hun behandeling uitsluitend aangewezen op klassieke orale antistollingsmiddelen.
Stem van de patiënt moet gehoord worden
‘Het is belangrijk dat we vanuit het perspectief van de patiënt kijken. Die is gebaat bij efficiënte en veilige antistollingsmiddelen en behandeling op maat. Het scheelt de patiënt de controleplicht door de trombosedienst, die bij gebruik van de nieuwe middelen niet nodig is, en hij krijgt middelen die een beter welbevinden geven en 100% zelf te managen zijn. Om die reden is op het terrein van “behandeling van veneuze trombose en longembolie met nieuwe orale antistollingsmiddelen”een zogenoemde “Patiënten Relevantie en ValidatieProcedure” (PRVP) uitgevoerd op het gebied van het patiëntenperspectief’, aldus de werkgroep.
Stem van de patiënt nu methodologisch te onderzoeken
De deelnemende deskundigen aan deze expertprocedure hebben een vertaalslag gemaakt naar meetbare patiëntenaspecten en deze aan de wetenschappelijke literatuur en praktijkervaringen getoetst. Het patiëntenperspectief wordt omschreven in relatie tot die aspecten van een geneesmiddel, die voor de patiënt het meest relevant zijn, zoals bijvoorbeeld risico op bijwerkingen, eenvoud van gebruik en zelfmanagement. Het is een aanvulling op de klinische- en farmaco-economische waardering van nieuwe geneesmiddelen. De gebruikte methode leent zich ook voor andere behandelingen. Door de opstellers van het rapport worden de gevalideerde, relevante patiëntenaspecten bij uitstek gezien als instrumentarium voor de beoordeling van de nieuwe antistollingsmiddelen in de zorgverzekering en in richtlijnen.
Conclusies
‘Gezien de voordelen van de nieuwe antistollingsmiddelen wordt patiënten ernstig tekort gedaan als de keuze tussen oude en nieuwe middelen hen wordt onthouden. De minister heeft de nieuwe orale antistollingsmiddelen al wel toegelaten voor de ruim 225.000 patiënten2 met boezemfibrilleren. De minder ingewikkelde behandeling met NOAC’s en het door iedere patiënt zelf managen van het gebruik zonder de routinematige controle van de bloedwaarden door de trombosediensten, zijn vanuit patiëntenperspectief relevante verbeteringen in de antistollingsbehandeling. Bovendien zijn veiligheidsrisico’s en kans op medicatiefouten lager wanneer een behandeling minder complex is.’ Dit stelt de werkgroep met patiëntdeskundigen, dat onderzoek heeft gedaan naar de voor- en nadelen van de verschillende soorten antistollingsmiddelen vanuit het oogpunt van de patiënt. Het rapport wordt vandaag gepresenteerd.
1Werkgroep van patiëntdeskundigen:
Prof. Dr. J.R.B.J. Brouwers, klinisch farmacoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht Geriatrie – Ephor;
Dr. Jeroen M.L. Hendriks, gezondheidswetenschapper/
Drs. G.J. Jukema, longarts, Amsterdam;
Hans van Laarhoven, beleidsadviseur, De Hart&Vaatgroep, Den Haag
2 Federatie van Nederlandse Trombosediensten. Samenvatting Medische Jaarverslagen 201. Voorschoten, 2012. Beschikbaar via www.fnt.nl.